UI. gelyk ik bevoorens op zyn plaats gemeld heb*,
m ' ter zYner roemwaardige nagedagcenisfe dennaam
H oofd aan van
STUK.
Vyfde B a s T E R I A .
Rang.'
* zieii. De Kenmerken zyn: eenbloemige Kelkjes :
bi. 228S.T m^delften 1 weefiagtige Blommetjes bevattende
, die met Vrouwelyke omringd zyn ;
en ongekuifde Zaadjes, ieder in een Vliezig
Celletje beflooten.
Eafteri* He,t Gewas in FiS- 2, op de zelfde Plaat,
acaieata. ’t Leven vertoond, heefteeD ronde, Afch-
cte. graauwe, taamelyk gladde , doch overlangs een
ri.^xxiv weinig uitgegroefde Houtige Steng, die zigGaf-
24 felswyze in Takjes verdeeld; welke Takjes,
overboeks en zeer ruim, bezet zyn met Lancetvormige
gladde Bladen, ongevaar een Duim
kngs geribd, taamelyk dik, wederzyds begroeid
met weinige , zeer lange, geelachtige, ftyve,
fpitfe Doorntjes. Op ’t end der Takjes komt
een Bloem voort, o f Bloemhoofdje, welks Kelk
Schubswyze beftaat uit Blaadjes van de zelfde
Kleur , ieder in een dikken grooten Doorn, die
mede geel is, uitlocpende. Zulks blykt duide-
lyker uit de vergroote Afbeelding van het Bloemhoofdje
by e , ’t welk ik geopend en de meefte
Blommetjes daar uit genomen heb. Hier ziet
men de gefteldbeid der Hokjes of Celletjes ,
welke de Zaaden bevatten of Vrugtbeginzels ,*
zynde Vliezig en zig van boven uitbreidende
tot
tot een taamelyk grooten Kelk voor het Blom- W.’
metjc, dat ’er met zyn Pypje byna geheel in x
vervat is , doch met zyn Trechter of Mondftuk Hoof®
ver daar. buiten uitfteekt. De gedagte Blom-STUK'
metjes, die ten getale van elf o f twaalf, Ros-
geel van Kleur, in dit Hoofdje waren, bevond
ik allen tot over ’t midden in vyven gedeeld
te zyn , doch byna de helft waren Vrouwelyk,
gelyk ’er één, geopend en vergroot, by ƒ is
voorgefteld , de anderen Tweefiagrig. Liever
zou ik de eerften Gelubde kunnen noemen, de-
wyl zy wel een S ty l, doch geen Stempel hadden
, beflaande den Omtrek zonder Zaad o f
Zaadhuisje. De andere Blommetjes, ook geopend,
waren, gelyk byg een derzelven vertoond
wordt, niet alleen met een Styl en Stempel,
maar ook met zeer duidelyke Antherce voorzien
, zynde dezelven, van elkander afgefchei-
den, zeer langwerpig of Draadachtig , groen
van Kleur , en rondom vol van een menigte
Stuifmeel , dat zig ook aan den zwartachtigen
Stempel openbaarde. Men ziet gezegde dee-
len duidelyk in het Tweefiagtig Blommetje g ,
en zulk een Anthera afzonderlyk by h, nog
fierker vergroot, waar nevens deuitgefprongen
Zaadjes of Vrugtbeginzels, by z', eens zolang
als naruurlyk, vertoond zyn. Hier zyn dan dui-
deb.k e Vragtmaakepdp deden van dit Gewas
in Plaat gebragc. '
Z e s*