A deel Daakte Stod en een HaairiS Zaadkuifje, worde
xvii. *er elders aan toegefchreeven (*).
H oofd- V y f Soorten , allen Kaapfche, komen ’er ,
*T^ d°0r byVOeging van een nieuwe, terwyl de
Rang. ‘ Jaatfte uitgemonfterd is , thans in voor, naa-
melyk.
I. CO Gorteria met effenrandige en uitgehoekte
Fer/onata. L.anc etvormige Bladen , de Steng r egt opkoppig^
Jlaande, de Bloemen gejteeld.
Deeze heeft haar bynaam, om dat de Bloemtoppen
naar die der Kliffen gelyken. De Zaa-
den fchieten Wortel door den afgevallen Kelk,
dien men derhalve onderaan den Wortel vindt,
uit welken verfcheideStengetjes voortkomen van
een Span lang, die rondachtig en fiaairig zyn,
en niet zeer Takkig. Van de Bladen overhoeks,
fmal Lancet vormig , ongedeeld, ftekelig, van
onderen met een/ witte Wolligheid , hebben de
grootden meest twee diepe Infnydingen wedcr-
zyds. De Kelken , aan ’t end, zyn Eyrond,
eeDbladig, met gefpitde Schubben,bekleed, die
fty f zyn, doch naauwlyks lleekende. De Blommet
(*) Naamelyk in de Optelling aan 't Hoofd der Klasfe, en
het vooiige aan ’t Hoofd van het Geflagt. Dit zelfde verg
i l , ’ t geen zonderling is, vindt men zo wel in Ei. Veg.
XIII. als in Ed. XII. Doch ik heb dergelyke meer opgemerkt.
Of het met vooriagt dan by verbetering zy, is my duifter.
(-0 Gorteria Fol. Lanceolatis integris finüatisque , Caule
erefto, Floribus pedmiculatis. Syst. Nat. XII. Gen. s s i. p.
57. L E'eg. XIII. p. 6 sz. Carduus Ethiop. perpufilius Sec. Pluk.
Alm 86. T. 273. f. 6. Jacea minor Hieracii folio, Capite
fp in o fo , Hispanica. EARR, Ie, T , 160» C ERG, Cap. 300.
metjes, op de Scbyf, zyn blaauwachtig, die van
den Ontrek, tyelke de Bloemen gedraald maa- Xvu.
ken, korter dan de Slippen van den Kelk, geel
doch van onderen Violet. Het Vrugtbeginzel5™*'^
der Tweeflagtige Blommetjes is Eyrondachtig4 Rang. j
van boven gekroond met een overvloedig, een-
voudig , gekruld Pluis, een weinig langer dan
het Pypje.
(2) Gorteria met eenbloemige Steelen, de Bla- V*
den Lancetvormig, Finswyze verdeeld, degens. _
Steng neergedrukt. sty haai*
Dit Gewas is onder verfcheide Naamen voor-
gefield geweest. M i l l e r geeft ’er een fraai-
je Afbeelding van, onder den naam van Are-
totis met leggende Takken , de Bladen fmal ,
Lancetvormig, en fty f, van onderen Zilverkleurig
, met eene groote Goudgeele Bloem, die
zeer lang gedeeld is. Volgens den Heer B e r -
g i ü s is de Steng Heefterachtig met neerhurkende
Takken , die aan ’t end gebladerd zyn.
Onder de Blaadjes vindt men fommigen enkeld,
anderen Vinswyze verdeeld, twee Duimen lang,
met Steeltjes van een Duim, die in een Schee-
de zitten, welke Vliezig is, van boven met ftyfach
(2) Gorteria Scapisumfloris, FoliisLanceolatis pinnatifidis,
Caule depresfo. Am. Acad. VI. Afr. So. Arólotis Ramis de-
cutnbentibus Sec. Mil l . IA tl. T. 49. Arftotis Fol. Lanceo-
latis Sec. LkYS. Orig. 6. Arftotheca Fol. rigidis leniter disfèc-
tis. Vaill. Mem. 1728. N. 9• Aneraonospermos Fol. rigidis
8cc. RAJ. Suppl. 182. BERG, Cap. 304.