III. De eenigfte Soort f i ) , hier van bekend, h
in de Pynboom-Bosfchen van Karolina door Dok-
H oo fd- tor G a r d e n waargenomen, en draagt daar van
«tu k . den bynaam. Het is een Heester met veeTe
St.^.^regtopftaande ronde Stengen, drie Voeten hoog,
Syivatica, Melkgeevende, dieuitloopen in een ongedeelde
fche. BIoem-Aair. De Bladen komen overhoeks, gedeeld,
ver van elkander voort: zy zyn ovaal,
Zaagtandig, glanzig, uitgebreid. De Bloemen
van de Aair zyn klein en geel. Men houdt het
voor een byzonder Middel tegen de Venusziekte.
De Samenteeligen onder de Ecnbuizigc Plant-
gewasfen, leveren geen Heesters uit, maar de
beide Geflagten der ManwyVïgen hooren hier
t’huis; als
A n d r a c h n e .
De Kelk der Bloemen is, in dit Geflagt, vyf-
bladig, doch zonder Bloemblaadjes in de Vrou-
welyken en met v y f in de Mannelyken, dievyf
Meeldraadjes hebben, ingeplant op een onvol-
maakten Styl. De Vrouwelyke Bloemen zyn
met drie Stylen voorzien en het Vrugtbeginzel
wordt een driehokkig Zaadhuisje met dubbelde
Zaaden. ,
Buiten de eerde Soort, die een laag teder
Kruidje is , dat T o u rne f o r ï in de Levant
hadt
( t ) Stillingia. Syst. Nat. XII. Gen, 1279. p. 637. N'cg.
7CIII. p. 724. Mant. izg.
hadt gevonden , komt hier de Tweede in aan- III.
merkitig, naamelyk Afx°®eE’#
( 2 ) Andrachne met een regtopjlaande Boomach-stuk*0"
tige Steng. ul
Andrachne
Volgens O s b e c k , die dit Gewas in China
waargenomen heeft, zoude het tot deTweehui-ach£;ss*
zigen behooren; want hy zegt, d at’er Manne»
lyke en Vrouwelyke Planten van zyn, die beiden
Struikachtig groeijen. De Bladen waren
ovaal, van boven glad, van onderen Wollig.
De Mannelyke hadt een Klokswyze vyfdeelige
-Bloem, die groen waside Vrouwelyke drieSty-
Jen en zes Stempels, zynde deVruge zeshokkig
met zes Zaaden. Hier uit blykt, dat de Kenmerken
afgeleid zyn van de Eerfte Soort.
Als eene Verfcheidenheid is thans hier t’hürs
gebragt (*) de Clutia androgyna, ook een Indisch
Gewas, dat, zo wel als de voorgaande,
in Geftalte zeer naar de Afrikaanfche Clutia
gelykt. Het heeft buigzaame Takken , met
langwerpig ovaale kort gedeelde Bladen, die
glad en taay zyn. De Bloempjes komen in de
Oxels,
f ï ) Andrachne ere&a Atbörea, Sytt. Nat. XII. Gen. 109 y.
P» <41. Neg. XIII. p. 728. Andrachne. OSB. Itin. 228. fi.
Clutia androgyna. Mant. 128.
(*) Naamelyk in Syst. Nat. Neg. XIII. Zy was»« Mentisfa
als een Clutia bcfchreeven en dus ook in Ed, XII. geplaatst.
De benaaming van Anir. ertSa Herbaria 2al mislthien eeii
Drukfeil zyn.
T