III. den, dan raauw. Zo het de Viarak Cofia de'f
^ Javaanen is, gelyk de Hoogleeraar N. L . B ür-
H oofd- man nü s fielt; dan zoude, volgens het JBerigt*
CTUK* aan zyn Ed. gezonden, een halve Boon daarvan
naar boven en onderen werken. De Olie, die
’ér door de Amerikaanen uïtgeperst wordt, is
tot uitwendige beftrykirig der Lighaams, en om
koude Zwellingen te dóen verflaan, uitmuntende.
ïn alle foorten van Waterzugt het Lighaam
daar mede beftrceken en dan eenige' Druppeltjes
ingenomen zynde, maakt zy Ontlasting en dient
dus ook tegen dé Wormen in Kinderen, en tot
zuivering van Huid-Zeer. Men gebruiktzé echter
meest om in de Lamp te branden en tot andere
Huishoudelyke Zaakem
jvrtfha 6Ó Jatropha met veeldeelige gladde Bladen en
v tu lu fid a . fyn verdeelde Borfteligè Stoppeltjes.
VeeldeeüB,
e' Van deeze Soort,daar de beroemde Breyn
flegts de Afbeelding van een jong Boompje van
gegeven hadt, is de Geftalte volkomener voor-
gefteld door den kundigen D i l l e n i ü s , die
echter ten onregte de Amerikaanfche Ricjnoides
van T ournefort met Luiskruid-, zo wel
als
(4) Jatropha Fol. nmltipartitis lavibus,- Stipulis Setaceis
tnultifidis. H. Cliff. 44,. R. Luidt. 202. Jatropha asfurgcns
Foliis digitatis. Brown. Jan. 348, Rici»oides Americanus
tenwiter dlvifö folio. Breïn Cent. 116. T, 53. Si-OAN. Jam.
40. RAJ. ffijl. 167. Moris. Bijt. III, p. 348. S. 10. T. 3. f.
uit. Avellana purgatris. C. B. Pin. 41S. Manihot folio tenui-
ter diTifo. OiLL. Eltb. 217. T. 173. f. 213, RicinoidesAtbor
Atnericana multifido folio. TOUXNF. Injl. jS6,
als die met Katoenbladen, daar toe betrekt. Het III.
is de Boomachtige Amerikaanfche Ricinoides met Afx^ e l*
veeldeelige Bladen, van T o u r k e f o r t , B oofd-
welke , in ’t Fransch , Medicinier d’Espagne*rvK*
geheten wordt, en wiens Vrugten Rurgeennde
Hazelnooten of Karjlengen, door de Autheuren,
getyteld zyn , om dat zy naar dezelven gelyken.
Men rekentze voor de derde foort Van Purgeer-
Nooten of Pignons d’ Inde, by fommige Genees-
heeren Ben magnum genoemd geweest, en van
niet minder geweldige uitwerking dan de voorgaande.
Tien o f twaalf Bladen van dit Gewas,
in het Nat van eèn Jonge Haan gekookt, maa-
ken hetzelve zagtelyk purgeerende.
Men kan het eigentlyk geen Boom noemen,
z e g t D i L LENi u s , hoewel de Stam dikwils
opfehiet tot agt en meer Voeten hoogte. P lu-
m i e r geeft ’er maar de helft van die grootte
aan, en zegt dat de Stam ongeyaar een Arm dik
is , loopende aan ’t end in eenige lang gefteelde
Bladen uit, die fomtyds wel een Voet breed zyn ,
doorgaans in negen flippen, en deeze wederom
Vinswyze verdeeld. De Kleur,is van boven
donker , van onderen Zeegroen, met witte Ribben
of Aderen. Bloemen bragt dit Gewas jaar-
lyks in het Broeihuis van den Elthamfchen Tuin,
aan Kroontjes voort,van eene hoogroodeKleur,
vyfbladig , in eene eenbladige Kelk vervat en
lang gefteeld, doch onvrugtbaar ; komende in
het Kroontje, aan de Mikjes der Bloemfteeltjes,
eenige weinige oDgefteelde Vrouwelyke vrugtbaare