m.
Afdeel*
XXI.
H oofd*
s t u k .
Eenbui-
3*gf.
Haauwdraagende Brafiliaanfche Boom van B a u -
h i n u s , met Walnooten-Bladen en eene uiter-
maate lange Haauw: zo wel als de allergrootfte
overblyvende Phafeolus van Sl o a n e , met
verdeelde Bladen en een zeer groote gedraaide
Peul, op Jamaika waargenomen. In Oostindie
valt zy op Ceylon, wordende aldaar Pufcetha
van de Inlanders geheten en Perim Kaku Falli
op Malabar , dat de zogenaamde St. Thomas
Boonen zouden zyn. R u m p h i o s noemtze
Zee-Boonen, om dat zy veel aan ’t Strand gevonden
worden, en zegt, datdie Vrugten, welken
Clusius onder den naam van Zeer groote
Brafiliaanfche. Haauw, Boomachtige Boon en %
Hart van St- Thomas , in ’t eerfte , zevende en
agtfte Hoofdftuk van zyn Derde Boek dèr Uit-
heemfche’ Zaaken voorftelt, allen tot het Gdlagt
van Parran of Haauwdraagende Touwe-Struiken
, gelyk ook dit Gewas is-, behnoren Dewyl die
Haauwen en Boonen zeer verfchillen, zo moeten
’er dan aanmerkelyke Verfcheidenheden van
dit Gewas zyn, ’t welk mert in de eerfte opllag
niet ligt tot de Mimofaas zou betrekken.
Het te een der meest verwarrende Bofchtou-
wen in Oostindie, zegt die Autheur, beklim*
mende met zyne Wenteltrapswys’ gedraaide
Struiken de hoógfte Boomen, en dikwils ver-
fcheïdene derzelven zodanig aan elkander Verbindende
, dat de een zonder den ander niet om
kan vallen. Niet verder kunnende oploopen,
dan laat het zyne Touwen nederhangen, die
I zig
P o l y g a m i a . 44^
zig alsdan in groene Ränken verdeden, welke lil.
een zo digt Loof niäaken, dat meh fomtyds datA^ * L*
van den Boom niet oridëtkenrien kan. Dewyl Hoópd-
het ved by de Yzerhout-Boomen opklimt, heb-STCJK*
ben fommigen de Vrugt daar van voor de Vrugt
dier Boomen aangezien. De Bladfteelen vet-
deeien zig in tweeën, en daar komen doorgaans
twee paar Bladen ään, regt tegen elkänder over,
Joopende de Steel in een Klaauwier uit. De
Bloemfteelen, die éèn Span of anderhalf Voet
lang zyn , komen voort uit dé Ox'els der Bladen.
Zy zyn Aairswyze digt bezet met kleine Knoopjes
van Mosachtige Bloempjes, beftäande uit
tien Meeldraadjes , en de onderfte derzelven
brengen gezegde Haauwen voort, welke drie o f
vierdhalf Voeten läng zyn, v y f Vingeienbreed,
plat doch als in Leden verdeeld en kriobbelig
naar ’t getal der Boonen, die daar itt leggen.
Sommigen zyn regt, anderen krom als een Sabel,
en het getal der Boonen is gróotdyks ver-
fchillende. Men vindt ’er in fommigen Zeven,
in anderen meer, tot vyftien toe.
; Deeze Boonen, die men gemeenlyk St. Tho- st. Tho-
mas-Boonen noemt, hebben, zo hy aanmerkt .™as'B00'
omtrent de gróótte van Tiktakbord-Schyven;
zynde fommigen meer, anderen minder plat,
niet volkomen rond, maar van boven een weinig
ingedrükt, en aan de Zyden dikwils als gedrongen
; dus .eenigermaate Hartvormig. De
Kleur is glanzig Kaftanje-bruin. De Atribön-
fche zyn twee Duimbreedten lang en breed.
Die