III. zelf leidt dien naam af van de Griekfche wocf-
den <rv» (famen) en yAwr (Voortteeling), wes-
Hoofd- halve zyn Ed. oogmerk, in deezen, myns oor-
STüK* deels9 met gezegde benaaming veel beter gevat
is , dan met die van Zwager - Planten o f andere
vreemde bewoordingen, wier betekenis niet ge-
reedelyk in *t oog loopt o f zelfs oneerlykheid
influit.
De reden dier Benaaming , van den Ridder
opgegeven, is, dat de Mannelyke Teeldeelen,
te weeten de Meelknopjes (Antherce,) van ver-
fcheiden Meeldraadjes ( Stamina) , famenge-
groeid zyn en één Cylindrifch o f Rolrond Lighaam
uitmaaken, dienende dus gezamelyk tot bevrug-
ting van een enkel Zaadje. Hier komt b y ,
dat de Blommetjes , in deeze Klasfe, elk tot
een byzonder Zaadje behoorende , door hetzelve
op een zelfden Stoel (Receptaculum) ingeplant
, en van een gemeenen Kelk omvangen
zyn , waar in veele Zaaden te gelyk tot volkomenheid
worden gehragt ; om welke reden de
Plantgewasfen van deeze Klasfe ook Samentee-
lige genoemd kunnen worden. Die van de laat-
fte Smaldeeling alleenlyk, Eenwyvige (Monoga-
mia) genaamd, welke maar weinig in getal zyn
en als een aanhangzel ’er bygevoegd , moet
men hier van uitzonderen.
In deeze Klasfe , naamelyk, zyn die Geilag-
ten vervat, welken de vermaarde T o ü r n e -
f o r t , naar dat derzelver Bloemen uit een menigte
van regelmaatige Blommetjes 9 tot een
Kop
Kop o f Hoofdje vergaard; gelyk. in de Diftels
en anderen : o f uit veel onregelmaatige en als
half doorgefneeden Blommetjes famengefteld Waren,
gelyk in de Paardebloemen: o f uit eenver-
gaaring Van de eerstgemelden, door een gedraalde
Krans V^n de laatften omringd, gelyk
in de Zonnebloemen , Afters en dergelyken ,
beftonden , in drie byzondere Klasfen gefchikt
hadt. Anderen , gelyk R a y en B o e r h &a*
V e , hebben dezelven altemaal begreepen onder
den naam van Samngsfieldc Bloemen. Anderen
wederom gaven ’er den tytel aan van
Samengehoopte o f Vergaarde eenbladige Bloempjes
: komende dit op een en ’t zelfde uit.
Sommigen namen den Gemeenen Kelk en Stoel,
die tot. een Bewaar- en Zitplaats voor deeze
Blommetjes ftrekt, daar by in aanmerking.
Hoe kenbaar nu, die Plantgewasfen aan dit
laatfte en hoe gemakkelyk daar door van anderen
te onderfcheiden z y n , heeft nogthans in de
famenvoeging niet alleen,, maar ook in de ge-
fteldheid van deezé Blommetjes een wonder-
lyke verfcheidenheid plaats, die het onderzoek
van deeze Klasfe tot een der keurigfte, doch
tevens moeielykfte Onderwerpen maakt van
de Natuurlyke Hiltorie. Verfcheidene hebben
z ig , derhalve, daar op in ’t byzonder toegelegd.
Na T our NE f o r t is dit üluk door den beroemden
Vaillant en P o n t e d e r a in ’e
Daglicht gefield j maar vervolgens, na dat de
Groote L iNNi Eo s ’er gebruik van gemaakt ,
A 2 en
III.
Afdeel.
XVI*
H oofdstu
k »