3 9 $ ' Tw é ë h ü i z i g e H e e s t ë r §„'
III. noemd wordt. De Vrugt aangaande, die is tyk
xx^1** zekerIYk üit de van de Kaap gezondene byge*
Hoorn* voegd : want het Gewas hadt in de gezegde
STUK- Tuin nooit Vrugt gegeven. Zo was de Clutia
o o k on vrugt baar in de meetieHollandfche Tuinen
, maar te Leiden vondt LiNNiEos dat
dezelve Zaad voortbragt, en befloot hier uit,
dat ’er een Mannetje moest zyn, ’t welk zyn
Ed. ook ontdekte ( * ) .
Van het Wyfje deezer Soort fchynt de Afbeelding
te zyn, welke door den Hoogleeraar
J. Bü rmannüs , onder den naam van Cha*
mcelea met langwerpige geribde B la d en , de Bloe-
men u it derzelver O x e len voortkomende, in Fig,
I , op zyne drie-en-veertigite Plaat van Afrikaan
fche Plantgcwasfcn, is medegedeeld, ’t Is
waar, zyn Ed. zegt, dat de Bladen als die van
Rosmaryn zyn , doch de uitdrooging heeftze
aanmerkelyk kunnen veranderen, in de Afbeelding
zynze byna volftrekt Liniaal of overal
even breed, en de Kelk was, volgens de be-
fchryving, in vieren gedeeld, met korte, ronde
Bloemblaadjes en kleine Meeldraadjes, den
Styl omringende, die van boven in drieën was
gedeeld: maar de Geftalte toont een aanmer-
kelyke overeenkomst met het Boomachtige
Wolfsmelk van P l u k e n e t , dat Bladen heeft
als de Peperboompjes , en dit Gewas hadt de
Ridder Croton, met Liniaal Lancetvormige Bladen*
(*) Pkilost Bot. p. $2,