M f
i g f l fff H ü
I f l #
■ Pp:
M ■wmm
MESlii tiiiSki*
■HSsMSSfel^
| 1 § | |1 :
m R a
IlSïÉ*
tJ$&8
\ ¥ M
iS s lJ
m &
I »
■
6 4 S A M E N T E E L I G E H e E S T E Ä S .
III.
A fdeel.
x v i i .
H oofb-
STÜK.
XIV.
(14) Droogbloem, die Heefterachtig iS, nä$
omvattende Lancetvormige Zaagswys' getande
Bladen , die van boven kaal zyn.
Dit Gewas heeft Houtige Stengen $ die rond
Htüunapha' en groen zyn , overtoogen met eene Fluweel-
Strratum. achtige Wolligheid : de Bladen, die van onde-i
^aagswy- ren ^ Takjes omvatten, zyn lpits langwerpig,
aan de kanten een weinig ZaagsWyze getand,
zagt in ’t aanraakén , van boven groen, van
onderen bleek. Öp ’t end komt een T u i l ,
uit menigvuldige Kroontjes famengefleld, van
Bloemen die klein zyn , Roestkleurig o f rosachtig
g e e l, haare fchoonheid läng behou®
dende.
xv. (15) Droogbloem, die Heeft er achtig is, mei
uitgebiei- omvattende Spatelachtige Bladen en verde.
gaarde Tuilen , de Takken uitgebreid.
Van deeze zyn de Takken Draadachtig dun,
een Voet ó f langer, wit Wollig, met kleine
Takjes overhoeks bezet, die Wollig zyn, gë-
lykerwys de Bladen. Deeze hebben eene Spatelachtige
figuur, aan ’t end rond zynde en
gef14)
Gnaphalium Frut. Fol. atnplexicaulibus LanceolattS
fèrratis, fupra nndis. Gnaph. Folio oblongo aiuto molli ,
Floribus Fenugineis. BüRM. Afr. „214. T. ?S. f. 3, Ebeyn,
Prbdr. III. T. I*. f. 2.
( i j ) Gnaphalium Fiut. Fol. atnplexicaulibus Spatulatis j
Goiymbis aggiegatis, Ratnis patenttbus. H. Clijf. 402. N,
iS- Elichryfum Afr. ïolio oblongo tomentofo, Caulun am.
plexarue, Flote luteo, EOERH, Lugdb, I, p. 121, Eerq, Cap,
249. V
S V N G E N E S I As 6 5
getand , aan ’t begin fmal en ongefteeld, met III-
ronde Hoeken de Steng omvattende, van bp- ^ f D*
ven groenachtig y een Duim lang. De Krbon- Hoofd®
ty’es , by een vergaard, van Bloemen, wier ge-STüfC*
meene Kelk witfehubbig is , doch de BIommet^j^T*
jes zyn geelachtig.
(16) Droogbloem, die Heeflerachtig i s , met fvr.
effenrandi'ge gefleelde Eyronde Bladen m Geftlbidai*
digt getrapte end- Bloemen.
Deeze verfchilt van de anderen zeer, door
haare ronde Blaadjes, welke van boven groen,
van onderen, zo wel als de Takken, met eene
witte Wolligheid bekleed en gefteeld zyh. De
Bloemen, die aan ’t end van ieder Takje voort,
komen, zyn fchoon Zwavelkleurig en taamelyk
groot. Ik kan niet zien, waar in deeze zo zeer
gelyken zou naar de voorgaande Soort. Z y
komt, dunkt m y , nader aan de volgende.
f17) Droogbloem, die Heefterachtig is , met xvir.,
breed Lancetvornfige, eenigermaate ge.n^ffs^
fteelde, Leder achtige Wollige Bladen; een 0lkw»di->
Sumengiftelde TuiT, de Steng Kroontakkig.^"
Dee-
(16) Gnaphalium Frut. Fol. ovatis integérrimis Petiolatis,
Flor. confertis tertninalibus. H. Cliff. 402. Gnaphalium to-
tnentofum , Fol. orbïculatis fubtus incanis. Burm. Afr. 214.
T. 76. f. 2.
(17) Gnaphalium Frut. Fol. lato - Lanceolatis fubpetiolatia
Coriaceis tomentofis , Coryinbo compoilto, Caulê prolifêrö^
Mant. 112.
Iï. Di t u Vil STUE^
E