III.
Afdeel
XVII.
H oofdstu
k .
Vierde
Rang.
IV.
Ofteasperrnum.
Weifelt um
Hulstbla-
dige.
De Bynaam is afgeleid van ’t woord Monï-
Ufem, welk V a i l l a n t tot een Geilagtnaaro
gebruikt hadt voor deeze en andere Soorten ,
om dat derzelver Zaad naar Kraaien -gelykt.
B o e r h a a v e en anderen hebben ’e r , onder
den naam van Chryfanthemoides met Abeelbooms-
Bladen, gewag van gemaakt, ’t Qewas is
Boomachtig volgens fommigen, volgens anderen
Heefterachtig. In de Elthamfe Tuin wierdt het,
in zeven of agt jaaren, een Boompje van Vyf
Voeten hoog , met den Stam twee Duimen
dik. De Takken en Bladen waren hier en daar
met Wollige Vlakken befprengd. Onder de
Bladfteelen zit een Knobbeltje , dat mit drie
deelen beftaat o f drieduhbeld is. Het heeft de
Bloemen gefteeld en g e e l, met vierribbige ,
ftompe , drietand ige Straalen. Voor ’t overige
beftaat het voornaamfte verfchil met de voorgaande
Soort daar in, dat die de Tandjes der
Bladen als uitgeknaagd heeft en dat in dezelve
de klein fte jonge Blaadjes glad, in deeze ÏCraal-
draagende Wollig zyn.
(4) Beenzaader met langwerpige , Tandswys-'
gehoekte , ruuwe, half omvattende Bladen
' en gejleufde Takken.
Deeze heeft Bladen als de Groen- Eik of
als
ril) Ofleospermum Fol. oblong: s, dentato - nngulati's fcabris
femi - amplexiemlibus ; Ramis fulcatis. Ofleosp. Fol. fcabris
finuato • denticulacis. Bubm. Afrt 172. t . 62.
als die van Hulst, cngefteeld, byna de Takken Hl.'
omvattende, wederzyds met drie Tandjes ge A^yf*L*
hoekt, aan de hoeken gefpifst, met den rand Hoofd-
een weinig omgeplooid , van boven ruuw, vanSTÜK*
onderen ruig en byna gewold, zegt de Ridder.
(5 ) Beenzaader met ovaal-Lancetvormige , v.
gekartelde, gehaairde Bladen. ' Gcnaaude.
De Wolligheid der Bladen onderfcheidt voor-
naamelyk deeze, waar vaneen Takje door den
Hoogleeraar J. B ü r m a n n u s , zo wel als
van de voorgaande Soort, is afgebeeld. L 1 n-
N-ffiJOS hadtze niet gezien en fchynt de Haairig-
heid aan den rand der Bladen, daar gedagte Heer
in die Soort van fpreekt, op deeze toegepast te
hebben. De Bloempjes zyn zeer klein en brengen
kleine Zaadjes voort : ook fchynt het Ge*
was ongelyk teerder te zyn dan in de voorgaande.
-(6) Beenzaader met Liniaale ■[pitje gekielde vr.
afjtandige Bladen en een endelingfe Bloem- ^^esTck
pluim. tigc.
De Steng van deeze is , volgens den Ridder,
v y f
($) . Ö/leospérmum Pol. Eliiptïco - Lanceolatis erenatis cilla-
tis. Bep.g. Cap. 332. Ofteosp. Fruticans Lanuginofum 8cc*
SOBM. Afr. 171. T. 61. f 2,
(ö) Ofltoipermum Fol'. Linearibus acutis carinatis diftami*
tms, Panicufa terrainali. Mant. 290. Ofteosp, Janceum. BERG.
Cap. 334*