m .
'Afdeel.
XVII,
H oofd
STUK.
'Fwefdt
Rang,.
Blaadjes zyn Draadachtig , kaal, flap, eeniger-Y
maate Lymerig , overhoeks geplaatst, uitgebreid
en fpits: de Bloemhoofdjes, aan ’t endj,
beftaan uit famengehoopte Kelken, flomp, met
weinige Blommetjes gevuld, geelachtig, van
grootte als' Hennipzaad.
Zodanig een Gewas, van deKaapafkomfb'g,
onder myne gedroogde Planten bezittende,
waar van de Steng fykelyk een Voet langte
heeft, heb ik daar van, om dat het nog nooit
in Plaat gebragt was, zo veel ik weet, dé Afbeelding
alhier , in Fig. i , op Plaat X X X I ,
medegedeeld. De Bloemen , die by elkander
getropt de Aairen o f Hoofdjes üitmaaken, zyn
door my ten naauwkeurigfïe ohderzogt, en met
de Kenmerken van dit Geflagt overeenkomftig
bevonden. Ieder Bloem , hebbende den Kelk
gefchubd en geelachtig gekleurd, bevat ongevaat
v y f Blommetjes, wie r Z a ad k u ifje gepluimd
is en de Stoel naakt.
X e r a n t h e m u m t . Straalblbem.'
De Stoel is Kaffig, het Zaadkuifje Borflelig
de Kelk gefchubd , met eehe Kroon van gekleurde
Straal en in dit Geflagt, ’t welk van de
droogheid der Bloemen , o f daar van, dat zy
gedroogd baare Kleur en Glans behouden, den
naam voert, wordende van S c h a e f f e r , niet
zeer eigen, Papierbloem getyteld.
De meefte Soorten zyn in hetzelve Heefterachtig;
weshalve ik ze allen hier befchryven
gal. De uitwendige gedaante is door den Ridder III.’
hier meer in ’t Oog gehouden dan de gedagte
Kenmerken, die alleenlyk plaats hebben in de Hoofd-
eerfte Soort, naamelyk stuk.
Yweedi
* Met een Kaffigen Stoel en een v y f-B o r -^ ^ '
Heiig Zaadkuifje.
f O S traal bloem , die Kruidig i s , met Lan- ^
cetvormige uitgebreide Bladen. mum annuum*
Deeze Soort groeit in Ooftenryk, Switzer- •>aarlykfc?
land, Italië en de Zuidelyke deelen van Vranfo
ryk. Men heeft ’er Verfcheidenheden van ,
die in eenige opzigten verfchillen, doch daar in
overeenkomen , dat de Bladen als die van den
Olyfboom zyn, en dat de Hoofdjes veel naar
die van fommige Koörnbloemen gelyken. C lü -
s i ü s geeft de Afbeelding van, en befchryft, de
eerfte, als een Gewac, dat met een witaehtige
Steng ter hoogte van een Elle opfehiet, die
zig
( i) Xeranthemum Herbaceutn Fol. Lanceolatis patentibus.
Syst. Nat. XII. Gen. 947. P- 14«. XIII. p. «24. jAeq.
Vind, 150. GouAN, Monsp. 43f). H, Clijf. 400. Xeranthenum*
Oleae folio Scc. MORIS. Hijl. III, p. 43. 5. 6% t . 21. f. 2.
Jacea Oleae folio Capitulis fimplicibus. C. B. Pin. 272, Ptar-
mica Auftriaca. Clüs. Hijl. II, p. n , Pann. 547. Xer.
Oleas folio fpecens. MORIS. utfupra. f. x. Xeranth, Cap. inapertis.
Ma l i . Helv. 705. T. 23. Jacea Oleas folio, rninore Floie.
C. B. Pm. 272,. y , Xeranth. Oriëntale Frn&u maxime^
Tournf. Ctr. 3 g. Jacea Olea: folio Capit. coinpaffis, C. E.
Pyi. 272, Jacea incana Cyani Capitulis. Ipid.
E 3