III.
Afdeel
xxi
H oofd
s tu k .
Eenbui
»’ge..
de Vrugt-Tros en Vrugten, in allen deele ,
zeer fraay, m£t de Natuurlyke Kleuren, in Plaat
gebragt en uitgegeven door den beroemden Kei-
zerlyken Lyf-Ans en Hofraad T r e w , die het
maakzel der Bloemen vervolgens nader onder-
zogt en befchreeven heeft ( * ) , zynde 'door den
geleerden B r e y n al het voorgemelde ter toets
gebragt en beoordeeld ( f ) .
Om niet te breed uit te weiden, zal ik niet
omftandig fpreeken van de vrugtelooze poogin*
gen, welke naderhand in Sweeden door L i n -
n ^ üs aangewend zyn, om de Pifang-Plan ten
Zaad te doen draagen 5 noch van het voorgemelde
Beiluit, daar uit opgemaakt, dat deOost-
indifche Pifang een Basterd-Tuk en dus natuur»
]yk onvrugtbaar zoude zyn (|). Ik zal alleen-
lyk de Waarncemingcn van den fchranderen
H a s s e l q u i s t , in het midden dcezer Eeuw,
ten dien opzigte in ’t werk gefield, gedeeltelyk
hier inrukken.
„ De groote Leermeefler ffcelc zes Meel*
,, draadjes, doch in ontelbaare Bloemen , door
„ my in Egypte onderzogt, heb ik ’er niet
„ meer kunnen vinden dan vyf , die allen van
„ gelyke geflalte, fa men gedrukt, aan de eene
,, zyde platachtig en een weinig gefleufd, aan
,, de andere zyde verhevenrond , een weinig
„ lam
(*) Cammirc. Li:ter. Norimb. Ann. 173?« p. 42, 49,106'
& Ann. 1741. p- 3 85 , 393-
f f ) kAcad. Csf. Nat. Curiefor. VOE VIII* *App. p. 1%,9%
( j) yi.d. Arnxn, Ac ad. VOE, VI. p. 2 94>*
> langer dan het Bloemblad, en allen met Meel- UU
„ knopjes voorzien waren, omringende den Styl.
„ De Meelknopjes, ieder aan de voorzyde van Hoófj>.
„ zyn Draadje, in de bovenfle helft, aange-STUK*
„ groeid, hebben een Sleuf daar het Draad je
„ doorloopt, en vereenigeh zig opwaards, doch
,, fcheiden nederwaards van elkander, loopende
„ dus ieder in een klein, vry geplaatst, Puntje
„ uit. Dezelve omvatten den Styl digt met
,, hunne Randen als met twee Armen , inzon-
,, derheid wanneer de Bloemfcheede nog maat
5, weinig gaapt , dat zeer bekwaam is tot de
„ Bevrugting; zynde boven een weinig van el-
„ kander en van den Stempel afgeboogeD.”
„ Aan den Voet van den Styl, pas boven het
, , Vrugtbeginzel, is een Honigkuiltje, ’t welk
,, gedekt .wordt door het onderfte hreede end
„ van een Haairachtig dun Draadje, dat zeer
„ kort is , zynde buiten twyfel het zesde van
„ den Ridder. Veeleer, nogthans, zou ik dit
„ Kuiltje, met het gezegde Draadje en hetHo-
„ nigbakje van L inn^eus ,■ een tweede Bloem-
1 blad of de onderfle Lip van de Bloem heecen.
„ De Stempel is niet geknopt maar geknodst.
„ De Bloemfcheeden, anders bleek groen, zyn
,, ryp wordende getekend met donker paarfche
„ Streepen. De Meelknopjes zyn bleekrood:
„ de grond van de Bloem is witachtig geel; de
,j, tip van eene droevige bleek blaauwachtig
„ rpode Kleur. De Wortel is zeer fchoon hel-
s, der groen.”
JS