1
D e E i g e n s c h a p p e n
HBS
|i|M :
EwmmHB
K #I ié!ï
Imm
B
H p j
l l
HÉI
I S f ê ’ pi m .ë
m .
'Afdeel.
xvi.
Hoofd»
6TUX.
I. Egaale Veelwyvery. 9 , 1 , 4 .
II. Overtollige Veelwyvery. 2, 5, 7»
III. Vrugtelooze Veelwyvery. 3 , 6.
IV . Noodzaakelyke Veelwyvery. 8.
En daar is bygevoegd een Rang van
V . Afgezonderde Veelwyvery; als mede va®
V I. Eenwyvery.
Deeze laatfte Rang, uit de Grondbeginzele®
van het Stelzel derSexen voortvloeijende, heeft
’er, zo L i n n ^e u s zelf aanmerkt, bygevoegd
moeten worden , om dat het weezentlyk Kenmerk
der Blommetjes van deeze Klasfe beftaat
in de famengroèijing der Meelknopjes tot een
Rolletje met een enkeld Zaad beneden den Voet
van het Blommetje. Dit laatfte, evenwel, heeft,
geen plaats in alle zeven Soorten , welke tot
deezen Rang betrokken zyn, en dus wordt die,
by ibmmigen . van.-.de.-Samenteeligen uitge-
monfterd.
De Franeker Hovenier M e e s e , een niet
onbekwaam Kruidkenner, zou, in zyne Verhandeling
over de Syngenejia , (welke, zo hy verklaart,
alleenlyk tot opheldering van het gene
L i nnteus daar van gezegd heeft, ingerigt
was, ) echter tot dit laatfte overhellen. Hy
oordeelt, naamelyk , dat de Enkelde Paaring,
gelyk hy ’t Woord Monogamia verduitfcht,
in fommige opzigten tegen de andere Rangen
ftryde, of liever, niet met dezelven overeen-
kome, ’ t Is waar, dat de Bloemen hier geenszins
zins in een Gemeene Kelk vergaard zyn , en
ook niet als enkelde Blommetjes aangemerkt XVI_
kunnen worden , dewyl zy in verfcheide Ge-HooFD-
ilagten van deezen zesden Rang geen enkeldeSTUK*
Zaaden geeven; maar hy heeft niet opgemerkt,
dat de famengroeijing der Meelknopjes het
Hoofd-Kenmerk uitmaakt van deeze Klasfe, en
dat bygevolg alle de Planten, wier Bloemen dit
op die wyze hebben, daar toe betrekkelyk zyn.
De Aanmerking , dat in fommige Soorten van
Violen zulks geen plaats zou hebben, is voor
iemand , wien de menigvuldige Speeling der
jSIatuur in deUitheemfchePlanten, endemoeie-
lykheid om dezelven naar de uiterfte ftrengheid
in het haar behoorende Geflagt te plaatfen, bekend
i s ; derhalve van de ncodige toegeeflyk-
heid in deezen bewust; van weinig belang. Uit
het voorbeeld van ’t Geflagt van Lcturus alleen,
tot de Negenmannigen i’huis gebragt, waar in
Soorten voorkomen met v y f, zes en de gewoo»
ne Laurier met van agt tot veertien Meeldraadjes
; als ook uit dat van Msculus, waar in de
eene Soort zeven, de andere agt Meeldraadjes
heeft,- en wel inzonderheid uit dat van Vale-
riana , waar in eenmannige , twee , drie en
viermannige Soorten begreepen zyn; ziet men
klaar , welk een moeite de Ridder aangewend
heeft om de Gellagten niet te vermenigvuldigen
, en hoe veel zyn Ed, gelet heeft op de uitwendige
Geftalte. Zo dat de onvolkomenheid,
hier in plaats hebbende, moet aangemerkt wor-
A j den
II, DEEL? VI, STUK,