«54 E e n h u i z i g é H e e s t e r s .
III. Zaagswys’ getande Bladen, de Steng Boomachtig.
stuk! ” * Van ^ Gewas is een fraaije Afbeelding,
Enk-!- onder de Ceylonfche Planten, door den Hoog-
hotJerige. ]eeraar J. B ü r m a n n u s in Plaat gebragt.
Het groeit ook in andere dèelen van Oostin-
die èn is bekend op alle de Molnkfe en Am-
bonfche Eilanden , zegt R d m p h i d s , van
waar alleen men eertyds de Boontjes, die ’er
den naam aan geeven, kreeg, zynde dezelven
deswegen Grana Moluccana genoemd geweest.
De Portugeezen noemdenze ook Grdin de Ma-
luco of Nucleos pineos , als éenigermaate naar
Pynappel - Pitten in figuur gelykende. Onder
de Geneesmiddelen zyn dezelven.by den naam
van Grana Tiglia, in ’t Franfch Grains de
T illi, opgetekend. De Franfchen tellenze onder
de Pignons d'Inde.
’t Is een Heefter (zö gezegde Höogleeraax
fchryft) met enkelde Stengen zonder zyd - Takken
, eri Lancetvormig ovaale , taamelyk.lang
gedeelde, gladde Bladen, aan den top Aairen
van Bloemen draagende, tusfchen twee Takjes
van den zelfden aart. De Aairen bé liaan boven
uit Mannelyke Bloemen, van agt Blaadjes
en zestien Meeldraadjes, zonder Kelk. Onder
dezelven komen de Vrouwelyke voort, die in
een veeldeelige Kelk een rondachtig Vrugtbe-
ginzel hebben , met drie Stylen , wordende
een ronde driehokkige Vrugt, welke in ieder
hol-
M O tl o I K I A. 255
holligheid een glad en glanzig , langwerpig n t
Zaad bevat, dat aan de eene zyde bultig, aanAF^ J .
de andere platter i s , eenigermaate vierhoekig, Hoofd-
Afchgraauw met eenige bruine Vlakken. HetST^ *
is, een wéinig dikker, doch gelykt anders t^-deipbia.
melyk wel naar de Steentjes o f Nootjes der
Pynappelen.-
Dit Zaad b evat, ifi één dunne Dop, een rurg««.
witachtige Kern , verfch zynde van een wal-PlttCtt‘
gelyken , fcherpen Smaak, den Keel brandende
als men ’t inneemt, Om die reden is het
zelfs by de Indiaanen veel buiten' gebruik geraakt
, die naderhand begonnen hebben de
Wortelen in te neemen van het zelfde Gewas.
H e rm a n h u s getuigt by Ondervinding
, dat ieder Grein van de inwendige zelf-
ftandigheid één Stoelgang'maakt; zo nogthans,
dat men ’e r , van drie Grein, v y f heeft. Het
was meest tot ftetke Purgatiën in gebruik ,
voor Waterzugtige Menfchen , en de fcherp-
heid van deeze Zaaden werdt door dezelven
onder de Afch te braaden , in Pis of Azyn te
kooken, of met verzagtende Pappen in te geeven
, gemaatigd. De Europeaanfche Genees-
heeren, nogthans , onthouden zig, wegens de
onveiligheid, van deeze Purgeer-Pitten, laaiende
het ingeeven derzelven voor de Kwakzalvers,
die den Patiënt dikwils op de proef
zetten, over. B o e r h a a v e zelfs, en anderen
, hebben dezelven voor Vergiftig gehouden.
De uitgeperfte Olie is uitwendig , om
doe®
11. DSE&. vi. Stuk»