304 T wEehuIzigè fl bester;
I I I .
Afdeel.
xx.
H oofd*
stuk.
Tweetsannhe.
* TT. D*
111. STUK
bladz.45 3
464.X
X.
Salix
jü t r ita .
Ge-oorde.
déren zeer fyn gehaairde, langwerpig Ey-
rond# Bladen.
In de Laplandfche Berg-Valeijen was dit een
Heeftertje van twee Voeten hoog, de Bladen
vanboven glad, dcc'n niet glanzig, van onderen
bleeker met eenige Haairtjes hebbende. De
Mannelyke Bloemen maakten dikke Wollige
Knoppen uit. De hier aangehaalde, welke Bur,-
s e r ü s op de Toppen der Pyreneen vergaderd
heeft, naauwlyks een half Elle hoog, hadtlangwerpige
Blaadjes, zagt als Fluweel, met Baaitjes
op de kanten , en Aairen van een Duim
lang , dun en Wollig; Misfchien komt deeze
nader aan de twee-en-twintigfte Soort.
Deeze drie maaken de Wilgen met ongetande
gladde Bladen uit, waar van voorheen gefproken
is * : thans Volgen die met ongetande ruige Blanden,
waar van agt Soorten zyn.
(ao) Wilg met effenrandige, wederzyds ruige,
flomp Eyronde, ge-oorde Bladen. .
In de W^oeftynen-van Lapland is deeze, volgens
den Ridder, gemeen, fchietende dikwils
op tot een dunnen buigzaamen Boom. De Bladen
hebben, aan het Steeltje, kleine, ronde, by-
hangzeltjes o f Oorlapjes. D i l l e n iu s hadt
dee-
(20) S alix Fol. integerr. utrinque villofi* obovatis appen-
diculatis. F l. Lapp. 369. T. ï. f, Y. F l. Suee. gio; S91.R.
Lugdb. *4. Salix Folio rotundo minore. Dtu.. App, 3 7.
B.AJ. Angl. IIL p. 4sa*
deeze Soort, by Giesfen, met een weinig ron- III.
der Blaadjes waargenomen. Men ziet klaar , APxxÏL*
dat dezelve zeer van de Ge-oorde Wilgen, met Ho o f b -
Amandel-Bladen * , verfchille. De Heer H a l - STtnr*
l e r fchyntze te houden voor eene Verfcheiden-u%ss*
heid o f verandering van de gewoone Ruige
Wilg (*).
{ a i ) Wilg met de Bladen wederzyds Wollig, xxr.
rondachtig en gepunt. Lanatl
„ Wollige.
Deeze op de Laplandfche Alpen door L ïn-
h ^e ü s waargenomen, was Boomachtig en hadt
de Takken overal met eene witte ruigte bekleed,
de Bladen röndacbtig en flomp gepunt, met eene
lange losfe Wolligheid zodanig bezet, dat
het geheele Gewas zig wit en ruig vertoonde.
Twee Katjes kwamen gemeenlyk aan het end
der Takjes van het voorige Jaar en de Zaadhuisjes
waren glad.' D i l l e n i d s oordeelde,
dat deeze flegts eene Verfcheidenheid ware van
de Wilg met rondachtig gefpitfte Bladen van
B au h in u s , en de Ridder betrekt ’er thans, op
die w y ze , to e , de Laplandfche Wilg, met Lancet
s- f
(* ) Emer.d. Utfupra. p. 3 J.
(2 O Salix Fol. Utrinque Lanatls, fubrotunclis acutis. FL
Lapt. 368. T. 8- f. X & T. 7. F. 7. Fl Suee. 809 ; 892* Salix
hum'dis tetifölia ere£ta. C. B; Pin. 474. Prtdr. 1.59» R aj. Hiß.
3426. HALL Helv. 154. ß ^ Salix depresfe Fol. integris fuNtsïs
»illofis &c. FL Lapp. 361. T. 8. f. N. Ft, Suee. XI. X.'Sat,
' V
II, Desl.V I i Srvx.