en Tweejlagtige Vrouwelyke of vrugtbaare. Ia
* gü * beiden is de Kelk een Bloemfcheede, bevat-
Hoofd tende een tweebladige Bloem , waar van het
STUK’ eene Blad regtopllaat en vyftandig, het andere
zh eT hui~ -Honigvoerende holrond en korter is: zesMeel-
draaden , waar van yyf volmaakt in de Man-
pelyke, één volmaakt in de Vrouwelyke Bloemen
, en een enkele Styl in beiden. Het Vrugt-
beginzel, dat; beneden de Bloem is , misdraagt
in de eerden, doch wordt in de anderen een
langwerpige, driekantige Vleezige Vrugt.
Na dat de B ih a i , onder den naam van H e -
liconia, als een byzonder Geflagt is uitgemon-
^zieii.D.fterd * , komen ’er thans iv. Stuk, , , maar drie Soorten in
bi. 3sj. voor, als volgt.
i. (O Pifang met een, knikkende Bloemjleng, de.
r itfiJ a T ' M u nW lyke Bloemen blyvende.
Oostindi-
(che. * Dit is de vermaarde P ifa n g o f P is fa n g -S trm k ,
in Oostindie by deezen naam bekend, en mis-
fchien afkomftig uit de binnenlte deeïen van
Afie, Afrika of uit het Beloofde Land. Men,
noemt-
( 0 Mttf* Spadice nutante, Floribus njasculis perfiftentibujj*
Syst. Nat. XII. Gen. 1141. p. «67, XIII. p. 757. Mufa
Rscemo firaplicisfimo, H. Qlif. 467. Upf. 301* Fl.Zeyt.16%*
R. Lugdb. 10- HASSELq. It, 492, Gron. Oriënt, 324. Mufa
Ciiffortiana. LiNN. Menegr. Trew. Ehret. T. 18 , 19, 20,
■ Mufa. CLUS, Exot, 229. STERR, Citr. T. 4. Rumph. Amb,
V. p. i2S. T. 60. Ficus Indica Fruttu Racemofo, Folio oblon-
go, C. B. Pin. 50S. Palma humilis Jongis latisque foliis, C»
15- Pin. jo7. Bala. Hort, Mal. I. p, f f f T. ïz , 13, 14.
Büem. Fl. Ind. p, 217*
noemtze gemeenlyk de Vygeboom van A d am , III.
en de Vrugten A d am s -V y g en , willende dat dit Af°xiEL*
de Verbooden Boom in ’t Paradys zou zyn ge- Hoofd-
weest, genaamd de B om der Kennisje van G oedSTUK*
en Kwaad. Inderdaad , wanneer men op
hoedanigheid van de Vrugten, die naar de min
of meerder rypheid gezond of ongezond zyn ,
op derzelver bevalligheid en lekkeren Smaak,
als ook op den Hebreeufcben Spreektrant agt
geeft, is zulks niet onwaarfchynlyk (*). In
de Oollerfche Landen in ’t algemeen , zo by
de Jooden als Grieken en Arabieren , werdt
weinig daar aan getwyfeld. Maar dat de Bladen,
daar van, door onze eerde Ouders zouden
gebruikt zyn, om hunne Schaamte te dekken
, is by my niet geloofbaar ( f ) . Ook denk
ik niet»_ dat__de TYos^, dipn ^de Veripieders van
’t Land Kanaan met zig terug bragten, draa-
gende dien aan een Stok ; een Tros Druiven
genaamd, een Vrugt-Tros zou zyn geweest van
dit Gewas (| ). ' Het
(*) De Kennisje van Goed en Kwaad kon niet huisvesten
in de Boom, zo min als het Verbond in de Ark huisveste,
maar werdt van den Menfch verkreegen door het eeten van
deszelfs Vrugt, die hoe lchoonder en bevalliger, in dit Gewas
, hoe gevaarlyker i s , en door onmaatig gebruik dikwils
de Dood veroirzaakt: des mogt hy te regt een Boom der Voor*
zigtigbeid genoemt worden. Vergelyk het Vertoog in de Ho 11.
Maatfch. IX- D. III. ST. bl. 160.
( t ) Deeze Bladen zyn veel te groot, om fatnengehecht te
Worden tot Voorfchooten voor een Menfch, en ten anderen
Worden s die zy dus tot dekking gebruikten, Kygeb laden genoemd.
(j.) Want dè duidelyke Letter zegt een Tros Druiven, waar
C C 4
P* DEEL, VI. STUK,