III. De uitfteekende Kelkfchubben, die de Krans
Axvi?.L' van B,oem maaken, zyn in deeze Soort ge-
H oofd- wapend met Doornachtige Punten, ’c Gewas is
STUR* laag en verdeelt zig in Houtige Takjes, bezet
met Lancetvormige Blaadjes , die wederzyds
groen zyn , en de Bloemkrans^ geel o f roodachtig.
Sejhmoides ^ Straalbloem met Takken die eenbloemig en
smaibiadi-* Schubswyze bekleed zyn met fmalle Blaad*
£e* P ‘ . '
De bynaam, Sefamoides, van P l o k e n e t
ontleend , fchynt niet toepasftflyk op een Gewas,
dat zeer fmalle Blaadjes heeft, en voor
st overige ook geheel niet naar de Sefamum ge-
lykt. Doch gedagte Autheur heeft dien bynaam
ontleend van een Plant met fmalle Blaadjes en
Steeltjes als de Koorenbloemen , Sefamoides
parva Dioscoridis genaamd en afgebeeld by L o-
b e L , ’t welk hy noemt Xefunthemum Sefamoides,
geevende vervolgens ook deezen naam aan
dit
Xer. Ramofiim , Petiolis fimplicibus, Gapite fpinofo. s Urm,
A fr. is 2. T. 67. f. 3. Xeranth. fpinofum Ethiopicum, Capir.
corapaais purpurascentibus. Breyn Prodr. z. p. 105.
(9) Xeranthcmum Ramis unifloris imbricatis Fol, linearibus,
Xet. Ramofum Fol. Squamofis linearibus, FJoiibus Argenteis]
Bubm. Afr. 181. T, i j , f. z. 0 . Xeranthein. Sefamoides Flor.
albo, Erica Foliis Cauli romentofè aftrióris. Px.uk, ~4maltb.
a i ï . T. 449. f, ƒ. Chryfocome f. Argyrocome Afr. Ericoides
Cap. Bonas Spei. Seb. Theu II. T. 43. f. Elichryfum.
Africanum lanuginofum anguftisfimp folio,calyce Flor. Argen-
tep & amplisfimo. Bkeyn Ic, 27, T. 16. f, 2, Berg, Cap,
Z72. R, Lttgib. ij2 . N. 4,
dit Kaapfche Gewas, ’t welk van anderen Hey- III.
bladig is getyteld. Hy z e g t , dat het Bladen A™r£L’
van Hey h e e ft, die aan den Wolligen Steel Hoof»
als vast gelymd zyn ; doch aan den WortelSTÜK'
losfe Bladen , die langer zyn, als van de R y n - ^ J ^
bloemen, Die by S e b a afgebeeld is , moet
daar van eene Verfcheidenheid zyn, als aan de
Takjes zelf de Blaadjes niet aangeplakt hebbende.
De Afbeelding van den Hoogleeraar J.
B u r m a n n u s vertoont die aanvoeging der
Blaadjes zeer duidelyk in een Takje met ver-
fcheidene van deeze Bloemen , fchoon Zilverwit
van Kleur; doch de;twee van hetzelve, die uit-
gefpreid vertoond worden , zyn veel kleiner
dan die men geflooten op zyde ziet. In de A fbeelding
van B r e y n zyn de Bloemfieelen veel
te kort gemaakt.
Behalve de zodanige», wier Kelkfchubben van pi. xxxi,
de kleinften tot de grootften toe zeer fpits zyn, f ’s' 3 >4* >
een Zilverwitte Bloem maakende van byna twee
Duim middellyn, heb ik ’er, van dergelyk Gewas
, die de Kelkfchubben zo fpits niet hebben
en de Bloem wat kleiner , doch het middelfiuk
o f de Schyf grooter , en deeze zyn van buiten
Roozeroodachdg , van binnen geel , met een
niet minder fchoonen Glans. Ook heb ik ’e r , van
dat .flag , geheel Zwavelkleurig o f zuiver hoog
Geel , gelyk die is, waar van de Afbeelding,
in Fig. 3 , op Plaat X X X I , is vertoond. Aan
een zy -Tak je van één derzelyen komen inderdaad
Blaadjes voor van aanmerkelyke laDgte en
zeer