™ boven in ftyve Takjes verdeeld,, welke
Hoofd-' ^•nooPig z yn en wederom verdeeld in kleiner
xvu. Takjes >, allen met een fyne Wolligheid. De
n u * . Blaadjes, van grootte als een Nagel , zynftomp
Urnig, Eyrond, als met Spinrag overtoogen, ongefieeld,
inet een Wollig Knobbeltje, daar, boven», waar
uit Tropjes van kleine Blaadjes voortkomen.
D e Bloemen zyn groot en knikkende; zy heb-
ben een veelbladigën Kelk-: de Schyf is gevuld
met Tweeilagtige Blommetjes ; de Krans be-
flaat uit Vrcuwclyke Spatelblommetjes; beiden
Lebben zy, een,, langwerpig Eyrond Vrugtbegin-
a el, meteen PiuimaohtigZaadkuifje,.dat broofch
as , den Stempel} in tweeën- gedeeld-, de vyf
Meeldraadjes Draadachdg: de Meelknopjes tot
een Pypje lamengevoegd , dat boven in vyven
gedeeld is , en van onderen in tienen, geevcn-
<Je dos iedér Meelknopje twéé' Borreltjes uit
en de Stoel Ü" bézet met hokjes als een Honigraat
»
xxm. (23) met fmdilèy efftnrdndige, Wollige,
I4rtmstjea* verspreide Blaadjes' ; de Stens Reeftpr.
Ktaidciigc. achtig* -
De Blaadjes van deeze Soort gdyken veel
naar die van Lavendel, zynde aan de kanten
omgekruld, en wederzyds W ollig; de Bloemen
(Z!) Inul* Vol lineaöfeas intcgerrimis tomewofe, fcwjfej,
Ca^le Fxuticofo. A * . And. VI} Afr. 7 *. JWltsmecZmm
m tmnmk m t. 3-6,f,.2.
jnen komen enkeld, ongedeeld, aan ’ t end der B k
Takjes vQort : de Kelk is langwerpig, gefchubd;
de Bloemttraal uit den witten Roozekleurig. HdOFór
s t u k ;
(■ 24) Inula met Elsvormig, fmalle, driekantige, xxiv.
zeer digt famengevoegde Blaadjes; de Steng
Heefterachtig.
Dê Steng van deeze is Hceftèrachtig , een
half Voet lang-, zeer ruuw dóór ’t af vallen döt?
Bladen. Dé Takjes komen in een Krans voort»,
eh geeven end - Steeltjes uit, kleiner dan de Bladen
, met byna ongefteelde Bloemen, die geel
geftraald zVn.- De Kelk is- langwerpig en be-
ftaat uit fmalle Schubben. Dé Etbiopifche Ja-
cobtea mét Lorkenbooms Bladen van B r e YN ,
wordt Hiér t’huis gebragt.
P e r d i c i u m .
De Blommetjes, die de Bloemen famenftel-
Icn , zyn in dit Geflagt in Lippen verdeeld, komende
hetzelve voorts, wat den naakten Stoel
én *t Haaïrïge Zaadkuifje aangaat, met liet voó-
rige overeen.
Maaf ééne Söort van dé drié behoort iri hetzelve
tot de Heefters, haaniclyk
(2) Per-
(24) Itiitld Fol. fubulato- litiearibü5 , tr'qf>etris , cdnfèrtBfi.
« is j Caule Fruticofo. Mant. 471. Am. Ac ad. VI. Aft 70.
JaÉdbia Echiopka Laricrs folió. BÉkiitt CiPi, f» «4. MoSïJ.
Hift. ÜI. Si 7; T. 1*. f. 3x;