A fdeel. lyke s PateIbI°mmetjes ; de Stoel is Kaffig en
xvri. ’ bct Zaadkuifje befta'at uit verfcbeide Kafjes.
H oofd- Het is benoemd ter Eere van den Deenfchen
j/ Hoogleeraar in de Kruidkunde,, den Heer O Er
r Z t la D ER u s ’ en bevat maar ééne enkele Soort (O »
Kinderen? van de Kaap afkomftig, welke te vooren Kaapfeh
Buphthalmum is getyteld geweest. Wat de
reden zy van den tegenwoordigen bynaam, die
ten opzigt van ibmmige Bloemen, gelyk van
de Madelieven en anderen , zeer gebruikelyk
is-, doch in de Stengen en Takken een ande-
re betekenis heeft (*) , begryp ik uit de be-
fchryving niet. Mooglyk ziet het op de groei-,
jing der Bladen , die alleenlyk aan de toppen
der Takken zig groen bevinden zouden, zyade
het overige met Lidtekens der afgevallene
o f met dorre Bladen bedekt.
’t Gewas heeft; een Heerterachtige iamenge-
ftelde Steng en opftygende Takken. De Bladen
zyn gepaard, ongefteeld, fmal, fpits,gefleufd,
pmgekromd, op zyde met Tandjes qf Baairtjes,
Aan ’t end komeq ongefteelde ..Bloemen voort l
vvelke Kelken hebben van Lancetvormige Blaadje
s , breeder dan die van de Steng. De Straal-
blommetjes zyn ecris zo lang als de Schyf, van
boyep geel ., van 'onderen paarfch; de midclel-
. ' . : rten
( i) betera. Syst. Üat. XII. Mant. 291. Veg. xni/Gen
1321. p. 663. Buphthajinum Capenfe. Sp. Plant. 127+ Am.
Atai. VI. Aft. 76. Berg.’ Cap, 297.
(*) Cauhs prolifer, ex apiefs tcci»ro emittens tantum Ra.
Itios. Pinas, Pkilts. Bet, p, 40, *
rten Tweertagtig, doch omringd met andere III.
Vrouwelyke Blommetjes, die zowel een Vrugt-Afo£EL*
beginzél hebben als de Tweertagtigen. H oofd-
S r OE E e . Stebe. pjfa
De byzondere Kelkjes zyn, in dit Geflag
eenbloemige, o f bevatten ieder maar één Blommetje
, dat Trechterachtig en Tweertagtig is ;
de Stoel naakt; het Zaadkuifje uit Pluimpjes
bertaande.
Het voert den Griekichen naam, die op eeni-
ge Soorten van Gewasfen is toegepast, welke
nu meest tot het Geflagt van Centaurea betrok»
ken zyn ; moetende dezelve dus uitgefproken
worden ; gelyk men die Gewasfen, in ’t Hol.
landfeh, ook plagt te noemen Stebenkruid. Vier
Soorten , alteniaal Kaapfchc, komen ’er van
voor, als volgt,
f 1 ) Stebe met Haakig omgekromde naakte i.
Blaadjes. StJh
JZtbiopica,
De Bladen van deeze zyn Elsvormig, om - i£ iopi'
gekruld , agterwaards krom , r ty f, en als die
van den Geneverboom rteekende, glad, behalve
aan het Grondftuk. De Afrikaanfchc Hee-
ft er achtige Conyza , met Haakigé gryze Hey- '
BlaadéO
Statie Fol. recurvato- uncinatis nudis. Syst. Nat. XII.
Mant. 481. Veg. XIII. Gen. loot. p. <«4. H. Clif. 3 90.
Conyza Aft, Frutescens, Fol. Erica. Touknf. Inft, 5. i£e.
iichryfoides Juniperi foliis. Vaill. Man. 171J. p. 3Sj.
K 5