m.
'Afd e e l .
■ XXH
oofdstu
k .
'Tvjet-
tttannige,
xnr.
Salix
ßfyrfinitet
Oraalblazo
Veslingiüs aanmerkt. Van de Bloemen
werdt een Water gedestilleerd, Macahalaf genaamd
( * ) , zeer Hartfterkende, Tegengiftig
en Zweetdryvende. Zo was ook het Aftrekzel
derzelven tegen de Rotkoortfen en de Pest dien-
ftig. Zie hier de befchryving.
!t Is een Heester van grootte als de Kuifch-
boom, met dikke, gladde, roode Takken; de
Bladen overhoeks, als die van de Ruige W ilg ,
ipits ovaal, wederzyds kaal, van onderen geribd,
zeer flaauw en wyd Zaagtandig, met korte
Steelen. In de Oxels der Bladen komen roode
Knoppen voort, van grootte als een Boon.
Deeze openen aig mcc <sene Kiep, en geeven
een Wollig Katje uit, even als dat van de Ruige
W ilg , tweemannige Bloemen bevattende.
(13) Wilg met Zaagswys' getande, Ey ronde,
gladde, geaderde Bladen.
In de Laplandfche Alpen groeit deeze Soort
zei-
(*) Dit Water zal het zyn, waar van Kaempfer ze g t, dat
men in Perfie de Gasten , onder andere welriekende Wateren ,
tot verfrisfehinge befprengt met Arachi Budmisk, dat van de
Katten van de Moskeljaat Wilg, die byna een Hemelfchen
Gent geeven , te Syras overvloedig gedestilleerd wordt. Am oen.
Exot. p. ï 74.
(13) Salix Fol. ferratis, glabris, ovatis, venofls, Fl. Lapp.
353. T‘ *. f. F 8r T. 7. f. 6. Fl. Stuc. 799: Salix Myrtilli
folio Spica crasfisfima. HALL. Helv. i j3. Salix Alpina
punaila Myrfinites. Pont. Camp. 140. Sal. Alp. Fol. angustio-
tibas Splendentibus lerratis. Scheuchz. Alp. 340. Salix Afpin«
jfainila repens &c. T jl l . F i t . i j i .
«elden meer 'dan twee Voeten hoog; de Stam ,
, .. , , . rr* A f d e e l # is bezet met vcele taaije 3 paarschachtige 1 een- xx,
ties: de Bladen komen in figuur met die van de Hoofb’
Blaauw-Besfen Boompjes overeen, en zyn nage- m *nirl{t
noeg Ovaal; dc Bloemen blaauwachtig; hetwelk
deeze Soort byna van alle anderen onderfcheidt.
S c h e ü c h z e r hadtze op deSwitzerfcheAlpen
met glanzige Blaadjes waargenomen. De Heer
H a l l e r hadtze gekreegen, die aldaar vergaderd
was , zyndc zeer laag en takkig van Gewas,
met eene ruuwe roodachtige Schors; de
Bladen zeer glad en glinfterende,van figuur byna
als die der gezegde Blaauw - Besfen , aan den
rand fyn gekarteld en fterk geaderd, fpits ovaal;
de Wyfjes Katten waren zeer dik, befiaande
uit groote bruine Zaadhuisjes, in een zeer digt
Dons, niet glimmende, met zwarte Schubben.
(14 ) Wilg met de Bladen flaauw getandglad, xrv.
byna doorfchynende, van onderen Zeegroen, Arbuscui*.
de Steng laag Ree fier achtig. N*amje,
Drie Verfcheidenheden van Dwerg-Wilgen,
in de Laplandfche Gebergten voorkomende ,
worden hier toe betrokken. Twee hadden de
Bladen getand, de derde ongetand. De figuur
der
f14) Salix Fol. fubfërratis, glabris, fubdiaphanis, fubtus
glaucis: Caule fuffruticofo. Fl Stuc. 798 : 8 8S. Gmel. Sik.
I, p. 166 Salix Fol. ferraris glabris obovatis. Fl. Lapp. jjz.
T. *. f. E. Sal, Fol. integris &c. Fl. Lapp 3j6, Salix Fol.
gratis glabris &c. Fl. Lapp. 3So. T. 8. f. M,
T 5