111. ' t’huis gebragt. ’ t Gewas groeit in Virginie, en
is van Cray ton Boelkens- Kruid met witte
H oofd- Bloemen , getyteld. Drie Ellen hoogte hadt
stu k . het in Engeland , in de open Grond, bereikt.
Tweede
Rans' C o N y z a. Tondefkruid.
Een naakte Stoel; een eenvoudig Haairig
Zaadkuifje ; een gefchubde rondachtige Kelk,
en de Straalen der Bloem in drie - en gedeeld,
zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt.
De eerfte Soort, die Kruidig is , voert, ik
weet niet om welke reden, den Nederduitfchen
naam van Donderkruid, möoglyk beter Donderkruid
gefpeld , dien ik derhalve als een Ge-
Bagtnaam gebruik ( f ). Onder de drie - en - twintig
Soorten van hetzelve komen eenige Heeiter-
achtigen voor, welke hier volgen,
in. (3) Tonderkruid met effenrandige f malle Bla-
fordidT“ den ; driebloemige lange Bloemjieelen 5, de,
vuiikieu- Steng laag Heefterachtig.
tig.
Dit Gewas , te vooren met den zelfden bynaam
( f ) Want de benaatning van Donderkruid weet ik geen reden
voor; daar mooglyk de Wolligheid der Bladen o f het
Pluis der Bloemen, gedroogd, voor Tonder zou kunnen ver-
ftrekken.
(3) Conyza Fol. linearibus integerrimis , Pedunculis longis
trifloris , Caule fiifFruticolo» Veg. XIII. Gen. s so. p. 626.
Mant. 465. Gnaphalium lordtdum. Sp. Plant• 1153. H. Cliff.
401. GOUAN Monsp. 435. GEB. Prov. 212. GARID» A ix .
157- Elichryfum fylv. anguöif. Capit. conglobatis. C. B.
Pin. 264, Tournf. Injl. 453, Stcechas citrina altera. Los.
lt. 486,
fiaam onder de Soorten van Gnaphalium be-
trokken, en dus getyteld, om dat de Bloem- xvn. '
kelken niet meer dan eene vuile Goudkleur Hoofd-
hebben, groeit in Languedok, Provence en Ita-
lie , op Rotfen en Muuren. Het zweemt veeli^g.
naar het Elichryfum , doch heeft langer Bladen
en kleine ronde Hoofdjes. Ook is het als een
basterd-Soort van de Ryn bloemen aangemerkt
geweest. G a r ï d e l l hadt opgemerkt, dat
dit Gewas eenen Harstachtigen Reuk heeft, en
een laffen Gras - Smaak. Men vindt het by
L o b e l , onder den naam van andere of .tweede
Stoechas citrina, afgébeeld.
(4) Tonderkruid met fmalle een weinig getan- iv.
de Bladen, zeer lange eenbloemige Steelen ssgTatm.
de Steng Heefterachtig. steen minnend.
Deeze, die naar de voorgaande vry veel ge-
lyk t, groeit in de Zuidelyke deelen van Euror
pa, in Paleftina en zelfs aan de Kaap der Goede
Hope. Men vindt ’er de Afbeelding van by
B o c c o n e . C. B a u imn u s vertoont ook dit
Gewas , en z e g t, dat het een Steng van anderhalve
Handbreed heeft, die in eenige korte
,Takf4)
Conyza Fol. linearibus fubdentatis, Pedunculis longislïmis
Jjnifloris, Caule Suffruticofo. H. Cliff. 401. Hclichrylum Cap.
fingular. brevibus. Mor. Hiß. Hl. p. *7. S. 7. T. 10. f. 16.
Helichryfum Saxatile, fingulari Capitulo amplo. Bocc. Mut,
142. T. 104. Elichryfo fylveftri, Flore oblongo , limilis, C.
S. Pin. 165. Prodr. T, p, 123.
P 4