A fdeel ^ ?estin^ ën» den naam van Rang - Appelen gee-
xvm. ven aan de Vrugten der Pasfiebloemen. Van
H oofd- deeze Soort worden zy zo groot als een gemee-
pc Appel j, zynde geel van Kleur en hebbende
uige. een bast zo dik en taay als die van een Gra-
naat-Appel. Vanbinnen bevatten zy ongemeen
harde zwarte Pitten of Zaadkorrels, in een Sappig
Vleefch, dat zeer rins en verfrisfchende is ,
wordende inzonderheid tot verkoeling gebruikt
in Heete Koortfpn. Men konfyt in JBraiil ook
de Bloemen en Bast van deeze Appelen, even
als by ons de Oranje - Schillen en Bloefem.
T o t opwekking van den Appetyt is ’er een Sy-
roop van in gebruik, welke haar wedergaa niet
heeft. Voorts beminnen de Brafiliaanen, zegt
h y , het Loof van dit Gewas, over Priee-
len en Gaanderyën gelegd zynde, en dezelven
belommerende, niet alleen, maar ook met een
aangenaamen Geur vervullende. P l u m i e r
hadt deeze Soort op St. Domingo waargenomen ,
en merkt aan, dat de Bast van de Vrugten
overeenkomt met die der kleine Kalabasjes ,
daar men Tabaksdoosjes van maakt,zynde glad
van Oppervlakte en glanzig groen van Kleur*
met eenige heldere Stippen gevlakt.
A r i s ( t o l o c h i a . Ofterlucie»
Dit Geflagt, tot de Zesmannigén in deeze
Klasfe behoorendê , heeft geen Kelk, maar
een eenbladige Tongwyze onverdeelde Bloem,
wordende het Vrugtbeginzel , dat onder de
Bloem zit, een zeshokkig Zaadhuisje. xvm. ’
Een-en-twintig Soorten zyn ’er in begree- Hoofd-»
pen , die, meestal Heefters o f Rankgewasfen
zynde, altemaal hier beïcbreeven zullen wor-dria,
den.
( i ) Ofterlucie met tweekwabbige Bladen en
eene “windende Steng. chia biioba•
ïa,
Deeze, op St. Domingo waargenomen doork^ bef*e
P l u m i e r , fchiet uit een Penwortel, van
een Voet lang en een Duim dik, zwart van
buiten , geelachtig van binnen en zeer bitter
van Smaak', dunne', gladde, Knoopige Ranken,
die langs de Haagen kruipen. Hier aan
zyn Bladen , die naar eens Paards Hoef gely-
ken; Bloemen als vkn de gewoone Ofterlucie
•en daar op volgen Vrugten van grootte als
een Duiven-Ëy.
(a) Ofterlucie met driekwabbige Bladen, een n.
“windende Steng en zeer groote Bloemen, ehuurih*
De Bladen van deeze zyn als die van Klyf , d/iekwab.
in drieën gedeeld. Hec is een klimmend Ge-blge*
was,
(1) Ariftolochia Fol. bilobis Caule volubili. Syst. Nat. XI!,
Gen. 1022, p. 600. f ’èg. XIU. p. 686. Arift. longa leandens,
Foliis Fetri Equini effigie. Plum. SJ>- S. Amer. j>i. T. 106.
B.AJ. Suppl 39J.
(2) Ariflolochia Fql. trijobis, Caule volubili, Floribusmaxi
mis. JACQ; Spcc. g. T. 3. Arift. Fol. Hederaceo trifido&c»
Plvm. Sp. S‘ Ar. fcandens &c. Brown, Jam. 32*.
JM 4
11, Deel. VI» Stuk»