III. (4 ) Marentakken met een Kroontakkige, ßerk
A fd e e l . getakte > ongebladerde-1 platachtige Steng,
Hit zonderling Gewas , dat Draadachtige
. * IV. Takken , -met Leedjes , wederzyds nederhan»
gende, uitgeeft , die , als zy, aan een anderen
d ? rU0" Xak raaken, daar mede famengroeijen, zodat
de?defbla'men ’er geen begin nóch end aan kan vinden,
is door P l u m i e r in Amerika ontdekt. Hy
noemt het ongebladerde ^Marentakken, met
Goudgeele Besfen die genaveld zyn. Dergely-
k e , zweemende naar de Opuntia, heeft Sloa-
k e op Jamaika waargenomen.
v (5 ) Marentakken met een gekranfte Steng, de
vu dm Bladen drieribbig Eyrond en ftomp.
vertieilla-
Gekiaafte. Deeze heeft Kransjes van Takken, die zeer
laDg en digt gehraald zyn en geüreept, met
Bladen als van Porfelein. De Besfen zyn Saffraangeel
, drietandig en komen aan Trosièn
voort. Het groeit insgelyks op Jamaika.
(6) Ma-
(4) Viscum Caule prolifcro Ramofisfimo aphylio. Viscum
geniculatum aphyllum &c. BROWN, Jam. 357. Viscum aphyl-
lum Baccis Aureis mnbilicatum. PLUM. Spec. Ie. zss. f.
i. Viscum Opitnrtoides, Ramis compresfis, Sloan. Jam. Hiß.
II. p. s>3. T. 201. f, I» RAJ. Denir. ja.
(s) Viscum Caule verticillato, Fol, ovatis trinerviis obfuGs.
Viscum parafiticum, Rartiulis vëtticillatis &c. Brown. Jam.
3 $ 6. yiscum Pottulacse folies, Baccis CroCeis et Raceffio#s.
F lum. Sp. 17. k , 258, f. 2. Viscum Ramulis et Fo!. iongii
&è. sloan. iss, Biß, II.,p. 93. T. 291, f. 2, Raj.
Denir. ja*
( 6) Marentakken met eene Kruidige, ytodm- App^ u
kize gearmde Steng, de Bladen Lancet- xx.
° . HOOFDvormig.
stuk»
In vogtige Velden by Philadelphia in Penfyl- ^ cum
vanie heeft de Heer K a lm deeze, die in de ^ ' 4 **
Aarde groeit, gevonden. De Steng was maar Aar
een Voet hoog, met geheelde effenrandige on-
geribde Bladen, en Vleezige langwerpige ongeheelde
Aairen in derzelver Oxelen. De Vrugt-
maaking is tot nog toe duiher en dus onzeker o f
dit Gewas hier behoore. Zou het ook een
Soort van Loranthus zyn; vraagt de Ridder.
Behalve de Tweede Soort , die in Oost-
indie op de Boomen fchynt te groeijen, heeft
de Hoogleeraar N. L. B ü rm a n n ü s eene
met een driekantige gewrïchte Steng en platachtige
Takken, welke als een middelflag tusfchen
de Vierde en Vyfde fchynt te zyn , opgegeven (*J.
H i p p o p h a e . Duinbesfen,
De Kenmerken van dit Geilagt zyn, een
tweedeelige Kelk zonder Bloemblaadjes, in de
Mannëlyken vier Meeldraadjes, in de Vrouwe-
lyken een enkele Styl op het Vrugtbeginzel, dat
eene eenzaadige Bezie wordt.
Tw e e
(6) Viscum Caule Herbaceo tetragono brachiato , FoJits
Lanceolatis. .
(*) Viscum atticulatum, Fier. Ind. p. JU.
Y %
ïl. Deel. VI Stuk.