III. NiEUs het Gewas Chamaleagnus noemt, gee-
IAfdeel. ven(je daar van een goede Afbeelding, met de
Hoofd- Vrugt-Aairen. Die van L obf.l fchynt my h§t
sto k . bloeijende Gewas- af te fchetzen. Het is een
v',er' Takldg Heeftertje, dat doorgaans een EUe of
ook hooger groeit, met Bladen, langer dan die
der Myrten, welke fomtyds een weinige getand
zyn. Zy zyn glad en eenigermaate grys, maar
de Bast der Takken is bruin. De Bloem-Aairen
komen in ’t vroege voorjaar aan ’t end derzelven
voort, en daar mede verfiert het Landvolk, in
fommige deelen van Engeland, de Vertrekken,
om den Reuk , zo R a y verhaalt. In Vlaanderen
en Brabant werden de Takken met Vrugt-
Aairen , in de Herfst, by geheele Zakken ter
Markt gebragt; zynde Olieachtig en niet minder
fterk van Geur: doch by Harderwyk vindt
men alleenlyk Struiken met Mannelyke Bloemen
, zo gedagte Hoogleeraar aantekent (*).
ïi. xxxv, De Vrugten van dit Gewas worden oneigent-
F,g\ 2* ]yk Besfen genoemd, ten ware men ook dien
naam wil geeven aan alle Zaaden, hoe klein ook,
die met een taaije Schil o f Bolfter bedekt zyn.
Het is , volgens L i n n ^ u s , een langwerpige
Aair, uit vyf ryen van Zaadkorrels beftaande,
die dezelve ’er v y f in ieder ry heeft. De Zaaden
zyn dikachtig, rondachtig,hoekig,gefpitst,
ten halve in drieën gedeeld > (met een weder-
zyds aangehecht Tandje naamelyk,) Lederachtig,
(*; Verhand, der HolL Inlaatfth. XV. STUK, bladz. i 3S.
een klein Pitje Muitende. Van buiten zyn III.
Zy met Goudgecle Harstachtige Stippen be- xx_
fprengd. Dit laatfte bevind ik in de Vrugt-Hoofd-
Aairen van een Takje van dit Gewas, in myneSTUK*
Verzameling berustende, ’t welk ik , om datirT‘ tran'
de Vrugtdraagende van deezeSoort, volgens den
Heer d e G o r t e r , hier zo zeldzaam zyn ; in
Fig. 2, op Plaat X X X V , heb doen afbeelden.
Daar uit b ly k t, dat die zogenaamde Beffen
naauwlyks zo groot zyn als Koriander-Zaad.
Van Medicinaale hoedanigheden bezit het
weinig. De Boeren in Noorwegen maaken van
het Poeijer met Boter een Smeering, die zeer
rragtig is om de Schurft te geneezen. Het is
rok dienftig tot het dooden o f verjaagen van
Ongediert, gelyk de Vlooi jen, wanneer het in
daats van Stroo onder de Bedden gelegd wordt.
' i MON P a o l l i verhaalt, dat het Landvolk
n Poolen daar mede de Luizen der Varkens
erdryft. Die zelfde Autheur hadt gefchree-
en , dat men het in plaats van Thee gebruiken
r>n; ja dat het de Thee zelf ware (* ) ; doch
iit houdt geen proef. Men plagt het in Swee-
len te gebruiken om ’t Bier duurzaam te maaken,
in plaats van Hop: maar zulk Bier veroir-
zaakte Dronken-lcbap of Hoofdpyn, en daarom
is dit lang uit de gewoonte geraakt. Waarfehyn-
lyk zou ’er een Olie o f Harst uit gehaald kunnen
worden , die veel naar Kamfer zweemde.
In
(*) Thee Europ&um aut noflras. SlM PAUL LI Monogr.
II. Deel. Vl. stuk.