Afdeel. llatuilrl>'k dan onnatuurlyk zyn, en van zekere
xvii, infektcn ö f Schildluizen afkom f lig, is my dui^
H oofd- fter (*].
TUK.
óifonna Othonna met Ovaale eenigerniaate gé-
Frutèscens. tanie Bladen, de Steng Heefterachtig.
Hecftcrige,' ö *
’t Gewas van deeze , in de Akademie - Tuin
te Upfal geteeld, hadt een Steng van een Voet
hoogte in ’t eerfte Jaar, die rond was en glad?
de Bladen geleekeh naar de Steng - Bladen van
Witte Kool , ftomp - Eyrond zynde met een
klein Steeltje, en aan ’t end een Puntje, dik
en fappig , de onderliep ongetand, de middelden
een weinig, de bovenflen met veele Tandjes.
Op ’t end van de Steng kwamen eenige
Draadachtige, regtopltaande Bloemlteelen voort,
leder met ééne Bloem , die een Rolronden s
Rompen, gelyken Kelk hadt, in agten verdeeld,
én een Krans van agt geeie Straaleh, eens zö
lang als de Kelk , aan ’t end byna drietandigj
met twéé Lancetvormige korte Stempels, zynde
de Schyf ook geel; De Zaadjes der Straal-
blommetjes hadden een overvloedig Haairig
Pluis, van langte als de Kelk.
Waarom deeze , in ’t byzonder, den naam
van
(*) Zonderling is *t , dat in de Vierde Soort, by Volc-
KAmeb , zig iets dergeiyks openbaart.
(lo) <)th»nnaJo\. Ovalibus Tubdentatis', CauleFmtescente.
Man t . 288. Cineraria Othonnites. Sp. Plant. 1244. JacobarH
Afr. Frutescens craffis & fuccülenris Foliis. Comm. Hirt. w.
f . 147. T. 7«. Solidago Afra Frurescens Fol. crasfis dentailsy '
VAILL, Ment. 1730,
van Heeflerige vocre, terwyl anderen veel lier-
ker van Gewas fchynen te z y n , is my dui- xvii.
lier. Ook ?ie ik niet , dat die van P l u k e - Hoofd'
n e t i u s , welke Chryfanth met Hemeljley,tels-
Bladen getyteld wordt, wegens den naam hier Rang.
meer beboore , dan tot de Derde Soort van.,’t
Voorgaande Gef lagt, aangemerkt hy. dezelve
den bynaam van OJteocarpon, dat is Beenzaa-
dig, geeft, ’t Verfchil van deeze met de vob
gende is aanmerkelyk»
( 1 1 ) Othonha met langwerpige effentandige ,
Bladen, de Steng Boomachtig, Hleezig, Arkoresmet
gewalde Lidtekens* Boomach-
, t'ge. ,
Het Gewas , dat hier bedoeld wordt, was
in de Elthamfc Tuin, v y f Jaaren oud zynde,
maar een Boompje van een Voet hoog, bloei-
jende aldaar , in ’t jaar 1729, in het Winterhuis.
- De Stam. van ’t zelve was een Vinger
dik, taay en Vleezig, gelyk in de Boomachtige
Huislook j met een bleek bruinachtige
Schors gedekt en hier en daar bezet met Wollige
Knobbeltjes, hoedanige Wolligheid men
ook waarnam aan .den oirfprong der Bladen»
Deeze hadden nagenoeg de gedaante van de
Blaf
n ) Othenna Fol. oblongis integerrintis , Caule Arbores-
cente Carnofo, Cicatricibus Lanatis. Doria Africana Arbores-
cens , Floribus fingularibus. Dill . Elth. 12J. T. 103. f. 123«
Cotyl. Afra Arborea craslb Caudice, Folio Auricul® Uifi an-
gufttore. Boerh. Lttgib. II. p. 28S. N. 9 ?
K
-
II, DEEL, YL STUK.