\
III. E p h e d r a. Zee-Druif.
Afdeel*
H oofd B)e Bloemen der Mannetjes-Planten , in dit
stuk. Geflagt, zyn Katten, van tweedeelige Kelken s
Enkeibtoe met zeven Meeldraadjes, de Meelknopjes vier
4er’&t* laager drie hooger geplaatst. De Wyfjes heb'
ben een tweedeeligen vyfvoudigen Kelk met
twee Stampers. De Bloemblaadjes ontbreeken
in beiden. De Vrugt is een Kelkachtige Bezie
met twee Zaaden.
Het bevat twee Soorten, als volgt.
1. (1) Zee-Druif met gepaarde Bloemjleelen en
dïff™. dubbelde Katten.
Europifche.
Dit Gewas, aan de Zee-Kust der Zuidelyke
Deelen van Vrankryk gemeen , wordt aldaar
Raijin de Mer, dat is Zee-Druif, geheten. De
Kruidkundigen hebben het ook Uva Marina genoemd,
en onder den naam van Montpellier-
fche Zee-Druif is het by L ob el in Plaat ge-
bragt, wiens Afbeelding veel gelykt naar dieyan
C amer ar i u s , doch merkelyk verfchilt van
die van C lus i u s , door wien herin Spanje,
niet alleen aan de Stranden, maar ook ver binnen
s-
(1 ) Epheclra Pedunculis oppofitis, Amentis geminis. Syst,
N$t. XIÏ. Gen. iry6. p. 661. Veg. XIII. p. *7 5°. Hort. Cliff.
4S5. GOUAN. Monsp. 510. Ger. Prov. 544 Polygonum
Baccifemin marititnum minus. C. B* Pin. 15. Tragos. CAM.
Hort. 171. T. 46. Barr. p. 122. Icon. 731. Uva marina
Monspelienfum, LOB Icon. 796. Polygonum quartnm minus.
Clus. Hisp. 183. T, I85. Ephedra, Toubne»/«/?. 663, HALL»
Ilelv. 14S.
nenslands, overvloedig waargenomen wa9. Dee- III-
ze Kruidkenner oordeelde, dat het llrookte
met het Vierde Polygonum van P l i n i u s , hoe-Hoofd-
wel anderen het t’huis brasten, zo hy aanmerkt ,,
rrn - r \ MoYia&tU tot het Tragum of Traganum van D i o s cori - ^ ,
d e s , ’t welk ’er ook een weinig naar geleek.
Hierom wordt het van fommigen Tragos of
Uva marina geheten. B e l l o n ' us fcheen
hetzelvé onder den naam van Androface te bedoelen
: maar A n g u i l l a r a befchreef het
onder dien van Kraton , zo hy zig verbeeldt,
dus naauwkeurig.
„ Aan de Rivier Sebenicus , in Dalmat ie,
,, groeit een laage Heefter, zeer naar den Pyn-
„ boom gelykende .,met menigvuldige Leedjes,
„ wiens Bladen [liever Klaauwieren of Takjes,]
„ naar die van het kleine Paardeftaart - Kruid
„ zweemen; hebbende een rosachtige Bloem,
„ (hoewel ik ze ook bleek gezien heb ,) die
„ vervolgens uitdydt tot een ronde Vrugt ,
„ kleiner dan een Kers , door de rypheid rood
„ wordende en niet oneetbaar. Het groeit op
,, ruuwe, Berg- en Steenachtige pïaatfen.”
De Geflagtnaam, natiiurlyk en by P l i isr t u s
een Gewas betekenende , dat by de Boomen
oploopt, anders ook Anabafis genaamd, is hier
op niet zeer toepasfelyk : want zodanig hadt
Clusius het nooit gezien. Hy merkt aan, dat
de Besfen zuur zyn, en de Bladen zeer farnen-
trekkende of wrang, wordende het Afkookzel
daar van, by de Ingezetenen, tot zuivering van.
in- Deel* VI. stuk»