Afdeel n33r C ^ acts~ Wortel Kruid en in Reuk naat
xvii. de Salie' gelykt. Men noemt het Sambong in
Hoofd Oostindie , alwaar het op de Eilanden zo wel
Tweede 3^s aan ^aste ■ ^ust: groeit. Daar is een Soort
Rang. van, die meer dan eens Mans langte hoog op*
fthiet, en deswegen wordt het de Conyza-Boom
byPLUKENET getyteld. De Bladen zyn wel
een Voet lang en een Hand breed , fterk geaderd
, doch zagt in ’t aanraaken, op de kanten
ongelyk getand. De Bloemen zyn met een Pluis
van kleine Draadjes geftraald, zo R um p m u s
aanmerkt, zeggende , dat men de Bladen niet
als Moeskruid eet , onder de Indiaanen, maar
dezelven om den Geur onder de Spyzen doet,
wordende die, op Java, in plaats van Salie, en het
AfkookzcL, zo wel in-als uitwendig, gebruikt.
In een Tuin, o f op een gebouwd Land, wordt
dit Gewas fomtyds een Boom , van wel twee
Mans langten hoog , met een Stam van eep
Arm dik (*}.
*nyza i donderkruid met langwerpige Bladen en.
Cinerea. Plui-
Afchkleu-
(*) Van die hoogte zegt Rumphius deeze Ruikende Co-
nyza in zyn Tuin op Ambon gehad te hebben. Hieiom is ‘t
«iy onbegrypelyk, hoe LlNN®t s van de Baccharis Arborea
(zie hier voor bladz. U .) 'heeft kunnen zeggen, dat dezelve
de Grootfle Boom in deeze Klasfe zy.
(16) Covyza Fol. oblongis , Flor. paniculatis , Coroll. Cy-
lindricis , Calyce duplo longioribus. Senecio Indicus Atriplicis
.folio. Moris. Hifi. III. p. ioiï, $. 7. r . 17. f. 7. senecioi-
des. Fl. Zeyl. 419. Senecio Indica Fol. ternis crenatis. Burm.
Zcyl. 2H.T.96. f. 1. Eupatorium anguftiore folio Bermudenfeu
Pzvk. Alm. 141. T. 243. f. 3. oins Scrophinum, Rumpjj
■ &*!>. VI. T. 14. f, i. Burm. Fl, Ui, p, J7S,
Pluimen van Rolronde Bloemen, die eens lil.
zo lang zyn als de Kelk. ^ x vii. '
I .. Hoofd*»
Dit Gewas , ook in Oostindie groeijende , Stuk.
■ roemt gedagte Autheur Zeugen- o f Varkens- ïweeik
iMoes, om dat het veel van die Beeiten gegeten Kdng'
jwordt; {trekkende de malfche Toppen , ge- 1 kookt, ook den Indiaanen tot Spyze. Het groeit
Imet eenige Stengen, niet veel hooger dan een
■ Elle , zegt hy , en heeft Bladen naar die der
1 Netelen gelykende, doch wat langer en Ipitfer,
l aan de kanten grof getand. De Bloemen fchy-
Inen zeer klein te zyn , maakende yle Tuiltjes
■ op de toppen der Stengen o f Bladlteelen. Dus
ïfchynt hetzelve van de Ceylonfche Senecio met
■ drievoudige gekartelde Biaden van den Hoog-
Ileeraar B d r m a n n ü s , te verfchillen. De
I Bloemen zyn Rolrond en paarfch, met korte
I Stylen en het Zaadpluis langer dan de Kelk ,
I £egt onze Ridder.
(17) Tonder kruid met Ey ronde , Zaagswys’ xvir.
getande , eenigermaate Wollige , fpitje o^ata^
Bla-,k eWnd.ee(
17) Cenyza Fol. ovatis ferratis fubtomentolïs acutis, Caule
Coryinbofo, Corollis lubglobofis. Am. Acad. V. p. 406. Cony?
a odorata minor erefta purpurascens Corymbofa. Brown.
J.im. 318. Conyza Arborescens purpurea Folio Verbasci den-
tato. Plum. Spec. 9. Je. 97. Conyza major odorata f. Baccharis
Flor. purpureis nudis, Sloan. Jam. 124. Hifi. I. p. 25 8. T.
152. f i. ß ‘ Eupator. Conyzoides Maderaspatana, Fol. glabris.
Flore purpurascente. Pluk. Alm. 141, T. 177. f. 2. ÜURM.
Fl. Ind. p. 179,
II* Deel, \I, stuk*