III. dere Stammetjes groeijende, zyn ronde Katjes,
^ van weinige Zaadhuisjes famengehoopt.
H oofd- C a m e r a r iü s geeft een zeer goede Afbeel-
STUKi ding van dit Gewas, dat, zo hy aanmerkt,
manage, niet oneigen, A a rd - , B e r g - , S te en , o f K ru ip w
i l g , genoemd wordt B o c c o n e heeft hetzelve
ook zeer wel in Plaat gebragt en genoemd
Zeer kleine kruipende A lp ifch e W ilg met flom-
pe glinfterende Wilde Thym-BIaadjes. S ch eu ch -
z e r heeft ook dien naam gebruikt en van T o u r -
n e f o r t is dezelve, wat de Blaadjes aangaat,
mede nagevolgd, ’t Geheele Gewas is zeer glanzig
groen , niet grys, gelyk B a ü h i n ü s te
legt aanmerkt.
xvi. (16) Wilg met Zaagswys’ getande , gladde,
Jierblcea. rondachtige Blaadjes.
Kiuid-
Wiig. Deeze is de allerklein fte Boom , zo L i n -
njeus aanmerkt; geevende een Afbeelding van
het grootfte Gewas daar van, hem ooit op de
■ Laplandfche Gebergten voorgekomen, geen hal-
ven Vinger hoog. Aan een Steng van naauw-
lyks een Duimbreed lang, droeg hetzelve drie
o f vier byna ronde' Blaadjes , en geleek dus
veel
(16) Salix Fol. ferratis glabris orbiculatis. Fl. Lapp. 3 j j .
X- *• f. H. & T. 7. f. 3 , 4. Fl. Suec. 800: 8J7.R. Lugdb,
S i. Ha l l - Helv, ijj. Jacq_. ViuAob. 296. Salix faxatilis minima.
,C. B. Pin. 474. Proir 159. Salix Alpiftalucidarepens,
Alni rotundas folio, BOCC. Mui. II. p. 19, T. 1. f. alt. RAJ.
Suppl, 12, Angl. III. p. 448. Herba facie Pyrols» MABT*
Spitst, 47. T, G. f. B. OED. Dan, T. 117.
veel naar het Kruidje , dat men noemt Win- III.
tergroen. Het heeft een taamelyk dikken Wor- Afxx.EL*
tel, en vertoont zig als een onderaardsch Hee- Hoofd-
ffcerrje , dat flegts met de topjes der Takken
boven den Grond komt. De Sexe maakt in
het Loof eenig verfchil. De Mannetjes-Plant
heeft de Blaadjes byna rond en de Bloemen
geel: de Wyfjes-Plant heeft dezelvenHarivor*
miger en de Zaadhuisjes zyn rood.
Van dit Gewas heeft B o e r h a a v e ook,
onder den naam van A lle r k le in jie W i lg , met
een zeer fr a a ije geele Bloem , in de Optelling
der Planten van den Leidfen Akademie-Tuin,
gewag gemaakt. B o c c o n e noemtze A lp ifch e
glinfterende K r u ip -W ilg , met ronde Elzen-Bla-
den , en M a r t e n s , in de befchryving van
Spitsbergen , een K ru id je gelykende naar W in *
tergroen. Zie daar, hoe een zelfde Gewas na-
tuurlyk groeit op plaatfen des Aardbodems in
hoedanigheid overeenkomende, doch ver van
elkander. Op de toppen der Switzerfche Alpen
vondc de Heer H a l l e r hetzelve van
dergelyke kleinte, fomtyds naauwlykseen Duim
hoog , hebbende dè Katjes ook zeer y l, van
weinige Blommetjes, maar de Vrugt- o f Zaadhuisjes,
(dat zonderling is ,) van de grootlten in
het geheele Geflagt der Wilgen. Dit is echter
maar betrekkelyk tot de grootte o f liever
kleinte - van ’t Gewas te verftaan ; gelyk de
Heer J a c q u i n te regt aanmerkt, die deeze
Kruid-Wilg op het hoogde van den Schneeberg
II. DEEL. VI. STUK.