Ill, dat der Brandenetelen, dat men het Heeflerach-
Ä fdeel. tige Malabaarfe Brandenetel, door C o m m e l y n ,
H oofÏ), getyteld vindt. De Landnaam is aldaar Scho-
sTUK. rigenam , doch het valt ook op Ceylon, en is
Dricman-doox den Hoogleeraar T. B ü r m a n n o s in 9t?£e9 u v , *
Afbeelding gebrägt, onder den naam van Ri-
cinokarpos; om dat de Vrugt eenigermaate naar
die van den Ricinus gelykt. Uit de Oxels der
Bladen brengt het een Steeltje voort, dat aan
’ t end v y f Blikjes heeft, die Vinswyze verdeeld
zyn , en tot Ornwindzels ftrekken voor een
Vrouwclyke Bloem, waar -boven zig een Aairt-
je verheft van Mannelyke Bloemen. Voorts
is de Geftalte van deéze Soort aanmerkelyk ver-
fchillende, komende de Steng nu ruig dan glad
voor, zo wel als de Bladen, die ook nu breeder
dan imallcr zyn.
^m. (3) Tragia met Eyronde Bladen.
jiUrcurui- j ) eeze o 0p Malabar genaamd Pee-Cupameni,
Gladde. heeft'de Vrugten zonder Ornwindzels eh is glad
van L oo f; weshalve aan dergelyke Ceylonfehe
het
calypha involucris Foetuineis pentaphyllis pinnatifidis. Flor.
Zeyl. 340. Croton Fol. ovato Lanceolatis &c, R. Lugdb. 'io i.
Ridnokarpos Zeylanici hirfuta &c» Burm. Zeyl. 202. T. 92‘.
Schörigenam. Hort. Mal- II. p, 73. T. 39. RÄj. Hißt 160:
( i) Tragia Fol. ovatls. Fl. Zeyl, 334» -Ant. Acad. V. p.
409. Mercurialis Maderaspatenfis. Pluk. Aim- 24g. T. 205.
f. 4' Pecupameni. Hort. Mal, X, T. g2. Raj. Suppï. 20$.
ß . Croton Fol, Cordatis fèrratis petiolatis, Floribus Ipicatis.
Gron. yirg. iJ3. Manihot minima Chatnacdrifolia. Plum.
Sp. 20. Ic. 172. £. 2. TJrtica minor inersSpicata 2cc. Sloan.
Jam, 3ï. Hifi. I. p. 12g, T. 82. f. 3,
het Blad van Bingelkruid is toegefchreeven. III.
Als eene Verfcheideoheid wordt hier t’huis ge-
bragt de Kleine Westindifche Doove Netel, die Hoofd»
Aairen draagt, vau S l o a n e ; welke veele ver-STUK*
fpreide dunne Stengen heeft en gefteelde, Zaags-TriandrU.
wys’ getande Bladen, die Romp en naakt zyn,
brengende dikwils twee Aairen aan de toppen
der Takken voort,, waar in veele Mannelyke
Bloemen boven de Vrouwelyken z y n , met Ey-
ronde fpits getande Blikjes omgeven. Op Zandige
Velden,rondom de Hoofdftad van Jamai-
ka , groeitze veel.
(4) Tragia met ftmp Lancetvormige ^eniger- Iv>
maate getande Bladen. Tragia #.
rens*
Deezc kleine brandende Ricinus, met Eike-Brandcnic’
booms-Bladen , van Plukewet , groeit in
Virginie. '
(5) Tragia met Jlomp Lancetvormige, effen- v
” randige Bladen. cbam&u*.
Smalbladi-
Deeze is Heesterachtig en heeft Bladen alsge*
die van Vlaschkruid , gelykende in Geftalte
naar
(4) Tragia Fol. Lanceolatis obtufis fubdentatls. Ricinus
patvus urens, Fol. Qpercinis Virginianus. Pluk. Alm, 320. T
ïöy. f. j .
($> Tragia Fol. Lanceolatis obtnfis integerrimis. Fl. Zeyl.
33j. Charoatlei Fol, linearibus , Floiculis. ipicatfs, echinato
Fru&u. Burm. Zeyl, 59, T. 52. Codi-avanacu. Hort. Mal,
II. p. 63. T. 34» Raj .H if i . 17I0. Tithymalus tenuifolius
aquaticus, Fol. raris. Burm. Zeyli 22j . BURM. Fl. Ini. p.
295.
II. Deel. VI. Stuk»