MI» vormige gladde Bladen , de onderjlen ge -
A fdeel. p a a f£
Men noemt deeze Soort, die de Takken ge-
meenlyk Koraalachtig Bloedrood heeft, in ons
Land Roode o f Paarfche W ilg . Volgens de
aanhaaling van R a y door C o m m e l y n , zou
dezelve in Zeeland en in de Zyp groeijen. Die
van J . B a ü h i k ü s , genaamd Roode geenszins
bm fch e W ilg , met lange J'malle. B la d en , kan
geen andere dan de gewoone Bind-Wilg zyn,
o f mooglyk een kleinere Soort : wantdeTeen-
* ïjEj®* Wilg , te vooren befchreeven * , groeit in de
bi, 4ós. 'Zuidelyke deelen vau Sweeden wel vyftien Ellen
hoog (*).
De e ze , die meest voorkomt in de middelde
deelen van Europa, heeft de allertaaifte Takken,
zegt de Ridder. Z y onderfcheidt zig van
de meefte anderen, doordien de Knoppen drie
Bladen uitgeeven, waar van de twee buitenden
dwars geplaatst zyn. Ook zyn de Bloemen
eenmannig, volgens A r d u i n u s .
Saiix ( ij) Wilg met Zaagswys’ getande gladde fm a l
Helix. T
Roos-Wilg. ■L,an
longo fubluteo non auriculata, Viminibus rnbris. R a j . Angl.
III. p. 4Jo. Salix vuig. nigricans Folio non ferrato. C. B. Pin.
47 j , Salix rubra minirae ftagilis, Folio longo angufto. ]. B,
HUt. I. p. 2is.
Linn. H. Scan. Hoogd. p. 169.
( " ) Salix Foliis Serratis glabris lanceolato-linearibus, fu-
perioribus oppolitis obliquis. ROYEN Lugdbat. 83. N. 4.
Dalib, Paris. 2$<>. Salix Fol. utrinque lasvibus, infetne glauch
XX.
H oofdstuk.
T wetmar.
nige.
Lancetvormige Bladen , de bovenflen ge- III.
paard en fc h e e f . Aumvb*
De bynaam is ontleend van T h e o p h r a s -jtuk™
t u s , die eene Soort van Wilgen H e lic e gety- mandril
teld heeft, om dat derzelver Rys zig laat buigen
en draaijen als Teen. Z y verfchilt van de
meefte andere Wilgen , door dien de Bladen
byna tegenover elkander aan de Takjes voortkomen
en blaauwachtig zyn; hebbende onder
zig Knoppen, aan de Oppervlakte dikwils Galletjes
als de Eiken, en aan de toppen der Takken
fomtyds de zogenaamde W ilg en - R o o z en ,
Van Ïamengcgïocidu Blaadjca , we l k e n Vriil veêle
voor de Bloem of Vrugt gehouden zyn. Het
is alleen zonderling, dat hier toe ook de broo-
fche Wi l g , van J. Baühiküs, betrokken
wordt.
In de middelde en Zuidelyke deelen van Europa
komt deeze W i lg , aan de Riviertjes,
Beeken en op vogtige plaatfen, voor. Men
noemtze in Engeland de Geele D w e rg - W i lg ,
wegens de geelheid van haar Rys: want de Bladen
zyn blaauwachtig groen. Zy groeit ook
aan den Duinkant van onze Provincie , in ’t
byzonder by Berkenrode buiten Haarlem ; zo
C o m m e l y n , die dezelve Roos-Wilg. noemt,
heeft
cl* &c.- Hihi.- Helv. i j j . Salix hnrailior &c. Raj. Hiß. 14*1.
Cant. 144, -Angl. l i l , p. 4 4 g , Salix te n u io r , Folio m in o r e
utrinque glabro fragilis. J. B . Hiß. I , p . 2 1 3 . f . 2 , Salix
Helice Theophrasti. Dalfch. Hiß. 277.
T 3 II. Deel, VI. Stuk,