A fdeel bekend geweest te zyn. Men noemt-
& xviii. ze Roozekleurigé, wegens de Kleur der Bloe-
H oofd- men , die een bleek paarfche Kroon hebben, en
8T^ / L - de Meeldraadies 20 wel als de Stylen gevlakt ;
mgi? man de Meelknopjes overlangs gefchikt; het Om-
windzel fpits, gekarteld en zeer klein, op zy-
de , uit den Rand , een rond Kliertje voortbrengende.
De Bladen hebben drie Eyronde
Kwabben » die op zyde gekarteld zyn , en de
Bladfteelen twee ftompe groene Kliertjes. De
Wortel blyft over , doch jaarlyks vergaan de
Steng en J akken , die fomtyds wel de hoogte
van twaalf Voeten bereiken, hebbende in de
Akademie - Tuin van Upfal drie geheele Maanden
dagelyks gebloeid. In haare Groeiplaats
draagt deeze Soort een groote Eyronde Vrugt ,
die eetbaar is; zelfs in Virginie.
* * * * ^ e£: veeldeeiige Bladen.'
XXIV. -(24) Pasfiebloem met eftenrandige gevingerde
Pasfiflora '
eosrulea•
Biaanwe. j ) eeze ? die wegens de Hemelsblaaüwe Kroön
den bynaam voert, is de gemeenfle onder alle
de
(24) Pasßflora Fol. palmatis integerrimis. Am, Acad I.
p. 23 X. f. 20. H. Ups. 278. GotjAN Mtnsp. +76. ïasfiflora
Fol. palm. quinque-part. integerr. Invölucris Cordatis triphyl-
Es. H. Cliff. 432. R. Lugdb. 2öo. Granad. pölyphyllosFruc-
tu ovato. Toürnf. Inß. 241, Gran. Pentäph. Fl, coeruleo
magn». PoERH. Lugdb. II. p. *1. Du Hamel Arbr. 1. p.
272. T. 107. Granadilla Jndica fcandens Mich. Flor. 4e.
Clematis quioquefolia. Rob. Icon. Flos Patfionis major pen-
tapbyllus, Sloan, Jam, 104, Hiß, I. 225. RAj. Sappl, 533»,
de Pasfiebloemen. ’t Gewas , dat uit Brafil lift
afkomftig zou zyn, verdraagt zeer wel de Win- AxvfiiU
terkoude der Zuidelyke deelen van Europa , Hoofd*
doch kan niet tegen zwaare Vorst. In ons Kli-STUK*
maat moet het, derhalve, ’s Winters in HuisdrUT^'
gezet worden, wil men geen gevaar loopen van
het te verliezen. De Bladen zyn meest iri
vyven o f in zevenen verdeeld , met Lancetvormige
effenrandige Slippen. Het heeft groote
Hartvormige Bladerige Blikjes en Nierachtige
getande Stoppeltjes. De Blaadjes van den
Kelk , anders zeer naar die van de Bloem gely-
kende, zyn beneden de tip met een Tandje gewapend.
Het Honigbakje, dat de Kroon maakt,
heeft zyne Straalen naar ’t midden donker-
paarfeh, aan de enden Hemelfchblaauw o f Viole
t , en daar tusfchen wit. Dus geeft het een
zeer fchoone Bloem, welke maar éénen Dag
bloeit en gevolgd wordt van een ronde Vrugt,
die zuur van Smaak is,bevattende een Saffraankleurig
Sap. Zelden ziet men het Gewas, hier
te Lande, Vrugt draagen; doch het fchietfomtyds
op, tot meer dan twintig Voeten hoogte.
Tot deeze Soort fchynen eenige Pasfiebloemen
betrokken te moeten worden , die o f dui-
lter voorgelteld, of met geene zekerheid bekend
zyn. Hier toe behoort de Vyfbladige met een
blaauwe geftippelde Bloem van M u n t i n c ,
waar in de middellte der y y f Kwabben drie-
puntig is verdeeld , gelyk de tweede Appelvormige
Murucuja van Brafil , door P i s o , ook
N 2 voor.
II. DSJJU VI, STUK.