III. inwendige Zweeren nuttig geoordeeld. De Af-
A*xsEL bedding van C ame r a r id s , uit die van
H oofd- G e s s e r u s ontleend , wordt voor de besto
stuk. gehouden: als zynde aldaar ook, behalve het
geheele Gewas en deszelfs Bloemen, de Vrug-
ten en Zaaden vertoond.
De vermaarde T ournefort betrekt tot
dit Geflagt niet alleen het Klimmende Besfen*
draagende Duizendknoop van C. Ba u h i n ü s ,
maar ook zo wel de Groote als de kleine Zee-
D r u i f van Cl u s i u s , welke by B a r r e l i e r.
ondereen gemengd zyn, en moeielyk te onder-*
fcheiden volgens den beroemden Heer Haller,
die dit Gewas, in ’t jaar 1733, op ’c berigt van
G e s nerus , overvloedig in Wallifer-Land
aantrof. Dus wordt hetzelve van zyn Ed. be-
Ichreeven.
„ De Stengen en Bladen zyn Biesachtig
„ rond , met grof gefnipperde Scheedjes. In
,, het Wyfje, hoedanig ik in Wallifer-Land heb
„ verzameld , worden de hooglte Takken be-
„ paald door Knoppen, beftaande uit een veel-
„ bladigen Kelk , wiens tweedeelige Blaadjes
„ beurtlings in elkander zyn gedoken, en hoe
,, meer inwaards hoe grooter. De middelden
, , bevatten twee Zaaden , aan de eene zyde
„ bultig aan de andere plat, met de platte zy-
„ den naar elkanderen. Door de aanryping
„ worden deeze Schubbetjes Vleezig en ver*-
,, toonen z ig , eenigermaate , als een Bezie.
Het Mannetje, aan zyne Teeldeelen op by»
< zgjk
/
, zondere Stoelen kenbaar, heb ik niet gezien. UT.
„ De Bloemen van hetzelve zyn rond famen-
,, gehoopt, tot Mosachtige Knodsjes , byna Hoofd.
„gelyk die van de Salicornia. ’t Gewas groei tSTUiï*
„ een Elle hoog.”
( 2 ) Zee-Druif met yeele Bloemjleeltjes en en- Tt.
te ld e Katten.
cbya.
Deeze Soort is in Siberie waargenomen, Zy Slber‘fchc*
maakt aldaar een klein Heedertje, op de dorre
Velden aan de Rivieren en elders, zynde de
Besfen daar een aangenaame verfhapering, voor
de genen die op ’t heetde van den Dag door
dezelven reizen, gelyk de Heer A mman on-
dervondt. Zy zyn zuurachtig zoet van Smaak,
fchoon rood van Kleur en rondachtig doch van
boven hoekig en fmaïler , 'beftaande ook uit
Vleezige Schubbetjes, die .het Zaad bevatten.
Men heeft ’er gevonden met een enkel Zaad.
’t Gewas, voor ’t overige, dac door gezegden
Heer, met de Besfen, zeer fraay in Afbeelding
gebragt is,komt even naakt en Bladerloos'voor,
als in de andere. Bloem hadt hy ’er niet van
gezien. L i n n ^ os merkt aan, dat deeze Soort
zeer naby aan de voorgaande komt..
Door wylen den uitmuntenden Kruidkenner
G mï .
(2) Ephedra Pedunculis pluribiw, Amentisfulitarns. Gmel»
Sik. p. 171. T. 3 8. f. i. Ephedra minima Fbgellis breviori-
bus et tenuioribus. amm. Ruth. zj+. T. as. Ephedra monos.
'permos. Jkid. N. 25$.
B l>
II. D is t , v i . stvx*