III* Dit is een Kaapfch Heeftertje van een Hand»,
palm hoog , met kleine , Laneetvormige eeni-
Hoofd- germaate Wollige Blaadjes, de Bloemen aap
stuk« ,t en(j 3 ongefteeld en geel hebbende; de Blom-
metïes dieP verdee^d 3 twee langachtige Sterp-
pels; de Zaaden ruig, het Zaadkuifje Borftelig,
den Stoel Kaffig ; volgens den Hoogleeraar D ,
v a n R o v e n .
T o t dit Geflagt betrekt de Heer B e r g i u s ,
onder den naam van Pteronia rigida,, een Kaapfch
Heeftertje, dat zeer Takkig is , van een Voet
o f hooger. Deszelfs Steng en Takken zyn
vierkantig , de Takjes rond, allen ftyf en bezet
met Wigachtig fmalle Blaadjes, Wollig en
'ongefteeld, een halven Nagel lang: de Bloemen
aan ’t end , eenzaam , hebben een Tolronden
Kelk , ‘van fmalle , ftompe, Kafachtige Schubben
, naar heneden allengs korter , :de aller-
laagften Kyrond. De Blommetjes zyn Trechterachtig
, geel van Kleur , met een Rolrond,
Buisaehtig ,. Meelknopje , den Mond in vyven
gefneeden hebbende, De Zaadjes zyn. gekroond
met een zeer fyn gepluimd Zaadkuifje, De Stoel
is beslet met ftyve , fpitfe , Schubbetjes, in
plaats van Kafjes ; dat weinig verfchilt: doch
de befchryving is wat duifter , en mooglyfc
heeft daarom L i n n ^ üs deeze Soort niet er«
kend.
S T E«
Cyanus Centaiuoides frutescens Layanduls folio. Breïfj
Prodr. in * p* 28. T. 17, f. 3. Cent, Fase, p. 21, t
S t e h e l x n a . HL
Afdeel,
Dit Geflagt naar den Heer S t e h e l i n xvn.
van Bazel, van wien men eenige Kruidkun-” °°*D*
dige Waarneemingep heeft, waarfcbynlyk ge- Eer{i(,
tyteld , heeft zeer duidelyke Kenmerken. De&*»s-
Stoel is bezet met zeer korte Kafjes : het
Zaadkuifje Takkig gepluimd : de Meelknopjes
geftaart. Zes Soorten zyn ’er in bpgreepen,
als volgt.
( 1 ) Stehelina met Draadachtige Wollige Bladen,
de Kelk - Schubben aan de Punt Vliezig
en omgeboogen.
r.’
SteielinA
Cnaphalo»
des.
Wollige.
De Ethiopifche Jacéa van P l u k e n e t ,
hier aangehaald , heeft de Doorntjes en Schubbetjes
der Hoofdjes Goudglanzig. B e r g i .üs,
dit Gewas , van de Kaap afkomftig, befchry-
vende, zegt dat de Bladea twee Duim of langer
zyn , Draadachtig dun , met een Sleufje
overlangs en witachtig Wollig , gelyk pok de
Bloemen aan 5t end der Takjes, die als binnen
den Kelk verholen zyn, welke uit fmalle Schubben
beftaat. De deelen der Vrugtmaaking kwamen
overeen met die van dit Geflagt-, in ’t
algemeen:
(2) Ste-
(1) Stehelina Fol. Filiforraibus tomentofis, Squamis Caly
cinis apice membranaceis reflexis. Syst. Nat. XII. Gen. 93$,
p,. 5 38- Veg. XIII. p. 614- Berg. Cap. 232. Qnaphaliutn
Fol. linearibus Sic, R, Lugdh. 151. Jacea Ethiopica, Stoecha-
$os Citrins majpxibus & tpuientolis foliis &c, fLUK. Alm,
193, T. 302. f. 3„
B 5