111. Deeze wordt Brandende genoemdom dat de
A fdeel. Biaden, gclykdie der Brande'net'élen, mét kleine
H oofd- itekelige Doorntjes gewapend zyn.- Het-is de
stuk. Melkgeevende én brandende Amerikaanfche
irf ± h Wonderboom , die naar het Wölfsmelk gelykt,
met Witte Bloemen , door den vermaarden
CoMMELYNj i n de Amflerdamfe Tuin, afge-
beeld en befchreeven. ’t Gewas heeft zyné afkomst
uit Brafil. De Bloem is naakt , by de
Mannelyken in vyven gedeeld, by de Vrouwe*
lyken vyfbladig, met tien Meeldraadjes, juist
^ClyK voorga SoOfC W öï Wdcll 0G11O1T1CI1
door den Heer J a c q ü i n , die een fraai je Afbeelding
v an deeze heeft in ’t licht gebragt.
vnï- (8) Jatropha, die gedoomd is , met driekwab-
Mnbacta* jjige Bladen en eene Kruidige Steng,
Kruidige. . , T T
pi. xxxv. Kruidige is deeze, om dat zy geen Houtigen
i ’ Steng heeft, gebynaamd. Zeer fterk gedoomde,
brandende, JusJieuia heet het Gewas by H o u-
s t o n . Het heeft zyne afkomst van Vera Cruz
in Amerika en blyft over in de Winterhuizen.
Ik bezit ’er een Tak van met Bloemen, dien
ik , om dat ’er nog geen Afbeelding van gegeven
was, hier mededeel; waar uit. blykt, dat
niet alleen de Stengen, Takken en Bladfteelen,
maar zelfs de Bladen en Bloemen met fpitfe Stekels,
' (*) Jatropha aóuteata, FoL trilobis, Caule Herbaceo. R.
Lu°db. 202. JusCéuia Hcibacea Spinofisfitna uiens, Fol» digitalis
& laciniatis. HOUST. AMM. Hcrb, z j6.
kels bezet zyn. Uit een driefprong van t ijg
gedeelde Bladen, die echter byna vyfkwabbig ïlx~*
zyn , komt d e Bloemfleng voort, welke aan Hoofd*
*t end Tröswyze is verdeeld in Steeltjes, m e t'TVf '
wrfcheide Bloemen. Sommigen' derzerven Man* '
nelyk , gelyk (de geopende by A , zyn Trechter -
achtig, in vyven gefneeden, en bevatten tien
Meeldraadjes , waar van v y f langere, tot één
Lighaam famengegroeid; v y f kortere van onderen
, uit den Bodem der Bloem, afkomftig, allen
met zeer blykbaare Meelknopjes. De andere
Tweellagfig, gelyk by B . hebben veel fmaller
Slippen, en zyn niet Trechterachtig . maar uitgebreid
; bevattende (behalve de Meeldraadjes,
die hier byna even lang zyn,) een ruig Vrugt-
beginzel en een Styl , welke in drieën is verdeeld.
De Bloemen zyn van buiten ruig én de*
kelig ; de Meelknopjes Tongachtig en tw e e kleppig
, bevattende ronde Stuifmeel-Bolletjes,
door de Mannelyke Bloem verfpreid.
R i c i n u s . „ Wonderboom.
In dit Geflagt hebben de Mannelyke Bloemen
een vyfdeeligen., de Vrouwelyken een driedee-
ligen Kelk, beiden zonder Bloemblaadjes ;;zyn-
de de eerden met menigvuldige Meeldraadjes,
de laatften met drie gegaffelde Stylen voorzien.
De Vrugt Is, even als in dë Croton en Jatropha,
een driehokkige Noot, met drie enkelde
Zaaden.
Drie Soorten, allen Oosttadifche Gewasfen $
zyn ’er in vervat, naamelyk
S 4 (O Won?