A fdeel ^aa^e Pa^m > anders fyne Palm genaamd,.'
A xix. is hier te Lande bekender dan de Boom-Palm.
Hoofd- Hoewel men deèze ook wel tot Beraad, ’t zy
stuk. tot Heiningen o f Kroon boompjes, Kandelaars
palm. en Pieramieden, in de Hoven bezigt, is de
laage Palm van oneindig meer gebruik in het
bepaalen der Bedjes en Rabatten en het formee-
ren van Bloemperken. Dezelve heeft de Blaadjes
wat ronder dan de Boom-Palm , van wel?
ke zy anders in hoedanigheid weim'g o f niet
verfchilt. Van beiden komt ’er voor , die de
Blaadjes met Goudkleurige o f geelachtige Randjes
heeft , o f ook witachtig , voerende den
naam van Bonte Palm by de Tuinlieden. Zodanig
is ’er met de Bladen aan de Punten al-
leenlyk verguld , of ook met fchoone Goudkleurig
geftreepte Bladeren.. Deeze Bonte Palm
dient niet tot Heiningen , Haagjes o f om de
Bedden; dewyl men aldaar een egaale Groente
verkiest: maar zy Baat, zo in ’t groot, als in
5t klein, op zig ze lf, tot Kroonboompjes en andere
Figuuren, zeer fraay. Men begrypt ligt,
dat deeze verandering van Kleuren alleen door
de konst der Tuinlieden veroirzaakt zy (*).
De zogenaamde Boom- o f Heesterachtige
Soort van Brandenetelen, voor dat Geflagt over-
laatende, gaa ik over tot de Vyfmannigen, onder
welken voorkomt
N e-
(*) OJt men de Tuin-Palm, die gemeenlyk door fcheure»
vermenigvuldigd wordt, ook uit Zaad kan voortteelen r heeft
de Heer Oseeck bevonden. Zie Stgckfiolmfe Vcrkméïing. x%VL
^ Band. p, go,
N E P H E L I ü M. H l .
Afdeel.
Waar van de Kenmerken zyn: Mannelyke X1X-
Bloemen die den Kelk vyftandig en Vrouwelyke STUK,
die denzelvcn vierdeelig hebben, beiden zonder Pm&n-
Bloemblaadjes; de laatsten twee Vrugtbeginzels, iua'
ieder met twee Stylen,* waar op volgen twee
drooge Pruimvrugten, die gedoomd zyn , ieder
èén Zaadkorrel bevattende.
De eeniglte Soort ( i ) is een Indifche Hee-
ller, welke de Bladen overhoeks gevind, van
tweepaaren zonder end-Blaadje, heeft: de Vin-
blaadjes ftomp Eyrond , de buitenften grootst.
Hy draagt een Tros, die overend ftaat en korter
dan de Bladen is , uit eenige Aairtjes famenge-
fteld,
I V A .
In dit Geflagt hebben de Mannelyke Bloemen
een gemeen en Kelk, die driebladig is , bevattende
eenbladige Blommetjes, die in vyven gedeeld
zyn en op den Stoel door Haairtjes onder-
fcheiden. De Vrouwelyken hebben een derge-
lyken Kelk en v y f Straalblommetjes, met twee
lange Stylen en een naakt ftomp Zaad.
De twee Soorten, in dit Geflagt voorkomend
e, zyn beiden tot de famengeftelde Bloemen
t’huis gebragt geweest, doch, om dat de Meeldraadjes
niet famengevoegd zyn, daar van afgezon
( i) Nephelimn, Sy/2, Nat. Vtg. XIII. Gen. 1277. p., 7H ,v
Mant. iis .
I 3 II. Deel, vl, stuk.