de* Wegens de Bloem is het, van anderen ,
xv1f.L tot de Chryfanthen o f Goudsbloemen t’huis
Hoofd- gebragt. C a t e s b y zegt , dat het aan de
stu k . Zeekuften der Bermudifche Eilanden, ter.hoog-
te van v^er ° f v y f Voeten , op de Rotfen
groeit. De Woonplaats van deeze Soort is
anders gefteld op Jamaika en in Virginie,
Bu Yit i ^ met gepaarde Lanceivormimum.
Ar. ge, wederzyds Wollige, ongetande effen-
Boomacfj- randige Bladen ; de Steng Heefterachtig,
tig. ■ ■ ■ <
Deeze Ijeeft ook haare Groeiplaats in Amerika
, en zou door C a t e s b y onder den naam
van Zonnebloempjes van de Bermudes - Eilanden
bedoeld kunnen zyn : maar zyne Afbeelding
verfchilt aanmerkelyk van die van D i l l e *
n i d s , naar zulk een Gewas uit den Eltham-
fen Tuin, ’t welk ,byna van hoogte als ’t
voorgaande was, gemaakt. Dit hadt ook de
Bladen glanzig groen: des ik niet begryp, hoe
dezelven Wollig kunnen gezegd worden te
zyn. De Amerikaanfche Zonnebloem, met Bladen
van Laureola, door 1’ l ü m i e r waargcno
(2) Buphthalmum Föl, oppoGtis Lanceolatis utrinqae to,-
mentoGs edentulis integerrimis , Caule Fruticofo. Afteriscus
Frutescens Leucoii Foliis viridibns Sc Iplendentibus, Dill.
Elth. 43. T. 38. f. 43. Chryfanth. Bermudeijfe, Moris,
Hiß. in . p. 25* Pluk. Alm. 102. r a j . Suppl. 210. Coro-
na Splis Frutescens Laureola: folio, Flore luteo. Plum.
Sp. 10. T. lo f, f. 2? CATESB. Car♦ I. T. 22? Sel. Por,
ÏV. p. PI, 84.
nomen, komt daar mede overeen. De Geftal- III.
te is Boomachtiger dan in de voorgaande xvii.L*
Soort, Hoofb-
D e r d e R, a n g.
Vrugtelooze Veelwyvery.
STUK.
Derdt
Rang.
Dus noemt men het, in de Samenteelige o f
Samengedelde Bloemen, wanneer de middelde
Blommetjes, die de Schyf beflaan, Tweeflagtig
en vrugtbaar zyn , doch de Vrouwelyke , aan
den Omtrek, geen Stempel hebben en derhalve
geen Zaad voortbrengen; De meeften van dee-
zen Rang hebben Gedraalde Bloemen, als
O s M i t e s. Reukkruid.
Een Geflagt, ’t welk op de zogenaamde Zonnebloemen
v o lg t, en , gelyk die , den Stoel
Kaffig of met Kafjes bezet heeft, en gedraald
met Spatelblommetjes, maar het Zaadkuifje
zeer klein en den Kelk rappig gefchubd,
De Griekfche naam is van den ftèrken Reuk
afkomftig. Het bevat drie Soorten, allen Kaap-
fe Gewasfen, die Heefterachtig zyn , als volgt.
(1 ) Reukkruid met Liniade Vleezige Bladen 1.
en rappige Stengen, BeuTJ‘1 -
ftrum.
. Vin Madelief^1
VaDachtige,
( 1) Osmîtes Fol. Linearibus CarnoGs, Caulibus IcarîoGs.
Syst. Nat. XII. Gen, 283. p. J71. Veg. XIII. p. 651. Anthémis
fuffruticofa, Fol. linearibus triquetris Scc, Am. Acad.
H 5 iv.
Il, DSSL. VI, STUOEj