„ driehonderd Katten, in ééne Kat tweehoh-
2 E - „ derd dertig Schubben , in ééne Schub agt
H oofd ,, Meelknopjes, en twee Beursjes in ieder
s tu k . Meelknopje. Wie zal ’t getal der Stuifmeel-
r;; ***' 3i bolletjes in ieder Beursje begrooten ? Zie 'daar
„ een wonderlyk Voorbeeld van Vrugtbaarheid
j, en nogthans vergaan de meefte Schepzeltjes
„ uit gebrek van Bevrugting, ja fomtyds komt
,> naauwlyks eenige Vrugt van den geheelen
„ Boom (*3. ’t Voorjaar van 1755 zeer Winde-
, , derig zynde, groeiden ’er byna in ’t geheel
3, geen Hazelnooten, en even ’t zelfde was in ’t
3, voorgaande Jaar, door de menigvuldige Voor-
, , jaars-Regens, veroirzaakt ( f ) . ”
Tamme. D e tamme Hazelaars zyn , ten minfte in onze
Gewesten , die wisfelvalligheden zo veel niet
onderhevig. Dit kan daar uit voortkomen ,
dat dezelven hier te Lande niet zo zeer aan den
Wind bloot gefteld zyn, veelal door ander Geboomte
befchüt, en door hunne laagte het geweld
van den Wind ontduikende. Men maakt
’er nogthans, door wegneeming der geduurig
opfchietende zyd - Scheuten o f Uitloopers, taa-
melyk groote Boomen van, met Stammen van
aanmerkelyke dikte ( | ) , die, het eene Jaar
meer,
(*) opgegevene Telling maakte op den Boom meet dan
een Millioen Beursjes uit, en zo ieder Beursje maar eens duizend
Stuifmeel-Bolletjes bevatte, dan was de Verlpilling van
’ t Mannelyke Zaad hiér verbaazende.
(T) Fisra Carniolica. Viennas. 1760. p. 415.
U ; Hodie Francofurti ad Moenum, in ipft Utbe, in Ar-
boris vaftz magnimdinem caltura exctevit, UimzAnd. p. 41.
meer, het ander minder, doorgaans redelyk Vrugt- UI.
baar zyn. Het Gewas vereifcht, om goed van A™ixL
Dragt te zyn, dat men het door Uitloopers ver- H oofd-
menigvuldige. De groote lange witte, die in 8T0K*
ruige Bollters zitten, zyn de fmaakelyklten. De-
zei ven groei jen met één o f twee, en ten hoog-
fte drie of vier Nooten aan éénen Steel (*)
De Hazelnooten, hoe zeer ook tot Verfnape-
ringin gebruik,leveren, inzonderheid gedroogd
zynde, een hard en niet ligt verteerbaar Voed-
zel uit. De Olie, uit dezelven geperst, is onder
den naam van Oleum Nucum bekend en tegen
de Tandpyn aangepreezen geweest. Men .
vindt ze* in de Winkels, doch zy wórdt meest
gebruikt in Handwerken. Verfch zynde komt
zy vry veel met de Amandel-Olie overeen en de
Emulfie van Nooten is tot verzagting der Waterwegen
niet onnut. Van de Kolen, die van
het Hout in een bélïooten Yzeren Potje gebrand
zyn, bedienen de Tekenaars zig gaarne. De
Ryzen of Uitloopers zyn , belachelyk, tot Wichelroeden,
om verborgen Schatten , Mineraa-
len o f Waterloopen op te fpooren, gebezigd.
In ’t Graaffchap Tyröl maaken ’er de Boeren,
met beter uitflag, gebruik van tot Vogelknippen
en Mollenvallen. Tot Hoepen van Vaatwerk
gebruikt men de gefpleeten Twygen elders,
en het Hout is in de Werktuigen niet on-
dienftig. De Olie, door Deftillatie daar uit getrok
(V) Aanmerkingen op ’ t aanleggen van Lusthoven en Plan*
CAgie». p. 1 J6.
II, DEEL. Vit SïUK,