Hl* (r) Ölyphants-Poot met langwerpige ruwe
A fdeel« d i j ®
Xv 11^ JDLUClSfl.
Hoorn- „ , , ,
«tuk. Decze Soort zou ergentlyk den Griekfchen
Gcflagtnaam, door den beroemden V a i l l a nt
flT/cZt. 511 treiP gebrast, welke Obphants -Poot bete.
Wwe, kent , mogen voeren. Dezelve 1 trekt tot na.
volging van den K’ alabaarfen naam Slna-Scho-
vadi, betekenende den Voctltap van een Oly-
pbant, welken de Bladen van dcrgelyk Ge.
was, door hunne figuur , zouden uitdrukken,
Dat is evenwel hetzelfde Gewas niet. Het
tegenwoordige groeit byna in de gedaante van
Bernagie, anderhalf of twee Voeten hoog, met
een ftyve ruige Steng, en de Bladen ook zeer
ruig, eenigermaate geplooid en gekarteld. Uit
derzelver Oxelen komen Steden voort, met
JBloemhoofdjes , die in Bladertjes vervat zyn,
beftaandc uit afgezonderde Kelkjes van ftcke-
lige Schubben , welke ieder drie , vier of vyf ,
paarfchachtige Trechter - Blommetjes , welke
?epr diep ingefneeden zyn , bevatten (*). De.
zei.
( ï) Elephantopus Fol. oblongis fcabris. Syst. Nat. XIL Gen,
997. p S 80. Neg. XIII. p, 66 }. H. Cltff. 390. H. Ups. 147,
Gkon. Nitg. in6. R,. Lugdh, 131. Elephantopus creccus &c,
BROWN J-mi }1Z. Elephantopus Coayzsc folio. D m .Elth.
126 T. to5, f 126. Bidens Frutescens &c Brevn. Ic T. 24.
Echinóphor* Indicae affinis Sec. Pluk, Alm. 132. T. 388. f.
6. Ana Schoyadi. Hert. Mal,. X. p. 13, T, 7, BURM, F/,
p. tsj.
(*) Oillenius , van wien ik de befchryving ontleend
W* > $ dat het waape Floscull zyn , en ik houdze ook
\QOSt
g Y N G E N E S I A . 1 5 I
zelven zyn Tweeflagtig, en hebben een Vrtigt- Æ j ^
beginzel met witte drooge platte Puntjes, in XV1U
plaats van Pluis, gekroond. De Heejkrachti-ttoo™-
ge Bidens van B r e y n , en de Indifche Scabia
Ja van Eo n t i ü s , fcbynen nader met het Ma-**«/
labaarfe Gewas, voorgemeld, te ftrooken.
( 2 ) Olyphants - Poot met Eyrondc WolligeTüJJn‘t0,
Bladen. j /“*w- ol.l.i.ge.
D e e z e , in de Westindiën en in Virginie
groei jende, verfchilt niet uitermaatë van de
voorgaande Soort. De Bladen gelyken veel
naar die van het Kruid, dat men Primula
Veris noemt, waar van die van de andere ook
niet grootelyks verfchilien, en de Geftaltc ie
byna de zelfde. Alléén zyn de Bladen wat
ronder en niet zo ruuw.
O E D E R A.
De byzondere Kelkjes zyn in dit Geflagt
veelbloemïg ; bevattende Trechterblommetjes
die tweeflagtig zyn en één o f twee Vrouwelyvoot
zodanigen , offchoon .de Verdeelingen «1er Blommetjes
zo ongel y k zyn , dat Lînnjeus dit Gewas als een voorbeeld
heeft aangehaald, waar door hüt volftrekte ondetfeheid, tas*
lchen de Fltres Flosculofi en femifloseulojl van 1 our.nf.fort ,
zou yetdwynen. Zie C mel Flor. Siber, Tom. II. Praif. p.
VI.
( i ) Elephantopus lo l. ovatis tomeatofïs. G RON. Nirg, n j .
Eléphant, eteftus hirfutus &c. Brown. Jam. j u ,
K 4
II. DEEL, VI. STUK»