Ift* berg by Weenen, zeer digt aan de Sneeuw *
^ FxxEL'Eroe'ienc^e » heeft waargenomen (*).
H oofd- , rr.,
stuk. (17 ) WM, met effenrandige, gladde, Eyroti-
XVII. de flompe Bladen.
Salix
Geaderde! Heeze, die door de NetswyZe Adertjes van
haare langwerpig ronde Blaadjes, welke geheel
niet getand zyn, onderfcheiden wordt, hadt op
de Laplandfche Bergen ook maar de hoogte
van een Vinger, met blaauwachtige Aaireri.
Op de toppen van den Schneeberg Vondt de
Heer Jacquin dezelve insgelyks als een Kruipend
Gewasje , met dikke Takjes byna Plaggen
maakende als Hey, en de Blaadjes van onderen
grys hebbende, fomtyds metroode Adertjes
doorweven. Óp de Switzerfche Alpen nam
de Heer H a l l e r deeze Soort waar, als een
Heeftertje van omtrent een Elle hoog, dat de
Blaadjes fomtyds glad , fomtyds ruig hadt o f
met Zilverkleurig Dons overtoogen, en de
Katjes zeer dun, onderfcheidende zig door de
lange Steeltjes der Bladen van haare mede-
Soorten. De Zaadhuisjes der Vrouwelyken, eii
de
(?) Capfulx maximae ratione Stirpis. Jacq. Vindob, 297.
(17) Salix Fol, integerrimis glabris ovatis obtufïs JACÖ.
Vind. 296. Salix Fol. integris glabris ovatis lubtus reticularis.
Fl. Lapp, 3S9. T. 8. f. L , & T. 7. f. 1 , 2. Fl. Suec. 801:
sSg. Salix putnila folio rotundo. J B. Hiß. J. p 12.
Scheughz. Alp. 43: 340. Raj. Hiß. 14234 Salix puraila ,
folio rotiirfdo integetiimo. Hall. Hdv. 154, Osd. Dan.
2 1 2 ,
de Bloemen der Mannelyken, zyn uitermaate III.
Wollig (*> AF£JfL*
( i § ; Wilg met effenrandige , gladde, /pits st^ D"
Eyronde Bladen. xviil
Salix
Dit is een Heeftertje, dat de Geftalte h e e h ^ rt,ütt'
van de zogenaamde Myrtillus o f Blaauwbesfen Myrtiiach-
Cf). De Bladen.van hetzelve zyn wederzydsnee*
glad en groen, fomtyds volmaakt Eyrond, doch
dikwils een weinig fpits o f langwerpig. Het
kwam in V eenige Moerasfen van Lapland voor,
en hadt de gedaante van een Boompje met paar-
fche o f roodachtige Takjes, doch de hoogte was
niet meer dan een Voet, Op dit Gewas nam
L i n n a ü s die Wilgen-Roosjeswaar, van welken
ik, het Infekt, dat dezelven vormt, be-
fchryvende, te voor en heb gefproken (-).).
(19) Wilg met geheel effenrandige, vanonde- xrx.
Zeegroe)
(*) Emend. utfupra, p. 36.
(is) Salix Fol. integris glabris ovatis acutis. Salix Fol. integris
glabris ovatis alternis. Fl. Lapp. 337, T. s, f, I , K.
Fl. Suec. 804; 889.
Fl, Suec, Ed. I. p. 292.
C4-) z 'e het L Deels XII. Stuk van deeze Natuurlykfi
tiißorie, bladz. 1.3.1. De reden van den bynaamdeezer Soort
heb ik thans beter opgegeven. Het is de gewoone Wilgen»
Roos niet, die daar bedoeld wordt.
(19) Salix Fol. integerrimis, fubtus tenuisfime villofis,
ovato-oblongis. Fl. Lapp. 3Ö3. T. 7. f. j & T. 8. f. P. Fl.
Suec. 8o2j 890. Salix Alpina Fyrenaica. G. B. Fin, 474,
Fr oir. 159. BURSER XXIV: I2o,
II. Deel. VI. stuk.