A fdeel.
xix.
Hoofdstu
k .
i.
Ricinus
Communis.
Geraeene.
( 0 Wonderboom met Schildvormige , byniz
gepalmde, Zaagswys’ getande Bladen.
Deeze groeit niet alleen in Oost- » maar ook
in de Westindiën» in Afrika en de zuidelyke
deelen van Europa ; zo dat zy een inboorling
fchynt tezyn van alle de Werëldsdeelen. R um-
ï u i d s ze gt, dat dit Gewas in Oostindie veel
hooger groeit dan in Europa, alwaar het nog-
thans, volgens G o ü a N,eensMans langte bereikt.
Het wordt aldaar in menigte gezaaid,
om de Olie, even als in de Westindiën, alwaar
de Negers z,ig üaax yan bedienen, om in het
Haait te ftryken, tot zuiveringe des Hoofds van
Ongediert. Hier groeit het ook veel hooger
dan in ons Wereldsdeel en fchynt dus de Heete
Klimaaten te beminnen. In de Oosterfche Landen
fchynt het een Inboorling te zyn, en niet
Onwaarfchynlyk zal de Wonderboom van Jonas
zulk eene zyn gpweest. Het Hebreeuwfche
woord Kikkajoon , hoewel door eenigen voor
Klyf , door anderen voor eene Kaauwoerde Plant
genomen, kan, volgens het Wortelwoord Kiki,
dat
( i ) Ricinus Fol. peltatis fubpilmatis fêrratis. Syft. Nut.
XII. Gen. 1085. p. 636. f'eg, XIII. p, 723. Ricinus Fol.
pelratis Setratis, Petiolis Glanduliferis, Hort. Cliff. 430. Upf,
as9. Ft. Ztyl. 339. Mat. Mei. 43s. Phil.Bot, 256. Gron.
Orient. 299. R. Lutdb. 201. Ricinus vulgaris omnium Autho-
ram. Ricinus albus & ruber. Rumph. Amh. IV. p. 92 & 97.
T. 41. Ricinus Gallis Palma Chrifti. Lob. Hiß. 392. Icon.
<88. ß , Ricinus Afr. maximus Caulc Geniculato rutilame.
"fOUBNI. /«/?. Ha.
dat by de Egyptenaaren nog dit Gewas bete- Hl. ^
kent , naauwlyks iets anders zyn. De Kerroa Fx ix ^
o f Kervd der Arabieren wordt hedendaags nog Hoofd -
bevonden hetzelve te zyn, uit welks Zaad men ST^ ‘
in Arabie ook Olie perst, Oleum de Kerva o^ddphia. '
Oleum Cicimm genaamd. Hier komt b y , de
fchielyke aangroejing den Wonderboom eigen,
en dat hy in Oostindie dikwils, in ééne Nagt,
van zekere zwarte Rupfen kaal gevreten wordt.
De Kriftenen en Jooden, in Arabie, evenwel,
verbeeldden z ig , dat het niet dit Gewas maar
een Soort van Kaauwoerde, die groote Bladen
heeft en een groote Vrugt, en kort van duuring
is , zoude geweest zyn, welke God als een Wonderboom
den Profeet befchikte (*).
Hoe ’t z y , de Nederduitfche naam iszekerlyk
afkomftig van dit denkbeeld; hoewel men het
ook Mollenkruidl, als tegen de Mollen dienftig,
genoemd vindt. Sommigen geeven ’er den naam
van Palma Christi, waar van de betekenis nog
duifterer is , aan, en de Portugeczen noemeh
h e t, in tegendeel, Figod’Inferno, o f Helfchen
Vygeboom. Het is, i n ’t Engelsch en Fransch ,
by den tytel van Palme de Christ bekend, en
in ’t Hoogduitsch noemt men hetookweUCreufz-
baum, dat is Kruisboom.
Men vindt ’er twee Soorten van, een Witte
en een Roode. De Steng van beiden is Houtig,
maar
(*) NiEBUHR De/cript. i ’Arabie. Coppenh, 1773» p. 131.
s 5
Jf, OEEI« VI. STUR.