UI. Bladen der Auriculaas , zogenaamd ; zynde
Af ^ h dik en fappig, aan ’t end ftomp, onpekartcld,
H oofd wederzyds groen , maar als befprengd met
stuk. eenige glinfterende o f Meelige Stippen. Aan
Ka%rdt ,<L enc^ er Takken kwamen lange dunne Bloem-
fteeltjes voort, in ’t midden een Vlokje■, en op
’t end een vyfdeeligen Kdk hebbende , met
een Bloem van v y f breede, geele Spatelblom-
metjes, in ’t midden met Trechterblommetjes ;
leverende de eerfte alleen het vrugtbaare Zaad
uit, dat dik en rond. was , met een kort bruin-
achdg Zaadkuifje. Van de Blommetjes, in ’c
midden, kwamen niet dan lange, onvrugtbaare
Zaadjes , met een wit Pluis, voort.
H i p p i a .
Een naakte Stoel ; geen Zaadkuifje : dc
Zaaden zeer breed gezoomd en naakt: de Kelk
half Klootrond en eenigermaate Schubachtig
bekleed: tien Straalblommetjes naauwlyks zigt-
baar en eenigermaate is-drieën verdeeld; maakt
de' Kenmerken van dit nieuwe Geflagt uit.
i. De eenigfte Soort van hetzelve ( i ) heeft aau-
- Fruuscens merkdyk gedwaald , eer zy tot deezen Zetel
Heeöeiige. kwam. L i n n & u s. hadtze eerst He cfier a c h '
tig
( i ) Hippia. Syst. Nat. Veg. XII!. Gen. 1324.. p. tfsi. Eriocephalus
Peftinifolius. Syst. Nat, XII. Gen. 994, p. J79.
Tanacetum Frutescens. Sp Plant. 11*3. Tan. Fol. Pinnatis
integerrimis. H . CU f f . 398. R. L u gdb, 134 Tan. Afric. Ar-
borescens Lavendul* mulufido folio. Comm. Hort. II.
201. T . 101.
*47
tig Tamcetum genoemd,* vervolgens overge- nifr
bragt in ’t Geflagt van Eriocephalus ; doch Afdeel,
eindelyk oordeelde zyn Ed., dat haare byzon- HooS .
dere Vrugtmaaking eert eigen Geflagt verdien-«tuk.
de. Z y is het Boomachtige Afrikaanfche Reine -
varen van Commel ïn, welks Loof naar dat
van de Lavendel met gefhipperde Bladen van
Clusius, zegt h y , veel gelykt. De Bladen
waren , op ieder zyde, als een Kam verdeeld.
Jn de Amfierdamfë Tuin maakte het , volgens
dien Autheur, een Stam o f Steng van zes o f
zeven Voeten hoogte , rond en met een bruinen
Bast bekleed, van boven Takken uitgee-
vende, die aan ’t end Wollig waren en zig in
Kroontjes verdeelden van geele Bloemen, hebbende
het Loof den Reuk en Smaak van het
gewoone Reinevaren. Dien zelfden Reuk word
ik nog eenigermaate gewaar in de Bloemen van
een gedroogden Tak van dit Gewas, byna anderhalf
Voet lang, van de Kaap overgebragt,
en in myne Verzameling beruftende.
E r i o c e p h a l u s . Wolkop.
In dit Geflagt, dat zynen naam van de Wolligheid
der Bloem hoofd-jes ontvangen heeft, zyn
de Kenmerken; een eenigermaateHaairigeZaad-
itoel; het Zaad zonder Pluis,* de Kelk uit tien
gelvke Blaadjes beftaande , en v y f Straalblom.
metjes.
Het heeft twee Soorten, beiden van de
2 Kaap