Afmbl. ongefkelde A c h t i g e finalle gefchaarde Bïa-
xvn. ' den. De Takjes , zegt hy , loopen in een
Hootd- Doorn uit, wiens punt , aüèrigs zwelldndc, een
rkrét Straal-Bloem voortbrengt , vervat fh een Kelk
Rang, die in a'gten verdeeld is, en daar op volgen in
dit Land gemeenlyk drie o f vier ronde zwarte
Beenige o f Steenige Zaaden, naar Besfen gely-
kende en een witte zoetaehdgc Pit bevattende.,
t Geheele Gewas is Lyfrferlg, met een Reukr
dis van Terpenthyn en fmaakt naar den BalfeM
Kopayve.
V o l c k a m e r merkt aan, dat dit Gewas
éérst zyne Doornen uitgeeft, wanneer het de
hoogte van een Elle bereikt , én die Doornen
zyn veel zigtbaarer in zyne Afbeelding dan in
die van gedagten Hoógfeéraar, in wélke laatfté
de Bladen ook veel meer uitgehöekt 'zyn, dan in
de zyne. Deeze beiden zyn niettemin naar in
dc Tuinen geteelde Gewasfen gemaakt. B e r-
c i u s betrekt hier toe een dergclyk Gewas ,
dat de Bladen kleiner, fmaller, en byna ónvéf-
deeld heeft, zyn de met grooter en fterker Doornen
gewapend. De Straalen der Bloem zyn in
beiden drietandig, zegt ïiy ; waai- Van zig in
geen der beide Afbeeldingen eenig blyk vertoont.
L i tï n jé u s merkt aan , dat de Vrugt aan eèn
lang Steeltje hangt, uit Besfen in ’t ronde ge-
Ichikt beflaande , die bruinachtig paarfch zyn ,
Beenig, Klootrond, en dat deeze 'Soort zeer
naby komt aan de naastvolgende (*).
t (a) Been-
(*) Affine Opifert üm ’er in Ei. Veg. XIII, doch dat dit
«sa
13*
(2 ) Beenzaader met Lancetvormige gefpitjle; UI.
eenigermaate gefteelde , gladde Bladen ,
die Zaagswyze getand zyn, de Takjes met Hoofd*
Tandachtige hoeken, «tu k*
De Zaadkorrels , in deeze Soort, byna v a n ^ ”£f£
grootte en figuur als Kerfen - Pitten ofals Erw~fcrum- ö £71* vu/ nj %
ten zynde, heeft dezelve daar van den bynaam, gCnds.
De Bladen zyn taamelyk dik en f lyf , Wigvor-
mig, aan de Punt gefpitst; zy hebben korte
Steeltjes en fpitfe Tandjes, zynde glad en twee
Duimen lang. De Bloemen komen op gefehubde
Steeltjes, eenigermaate Tuilswyze, voort. De
Schyf-Blommetjes hebben een zeer klein ; de
Rand-Blommetjes , die /ae Krans uitmaaken ,
een rond en groot Vrugtbeginzel, gelyk in de
andere Soorten.
(3) Beenzaader met ftomp Eyronde , Zaags- 0 ™‘er_
wys’ getande, gejleélde, een weinig afloo- mum Af o*
pende Bladen.
gealc,
een Drukfeil is , en dat het moet zyn Affine O. Piftfero, is
uit de Mant. blykbaar.
(z) OJleospermum Fol. Lsnceolatis , mueronatis, fubpetiola»
tis , glabris fèrratis , Ramulis denticulato- angulatis. Mil l .
Ie. 129. T. 194. f. 1, O&easpermutn Fruticans Lanuginofum.
Burm. Afr. 171, T. 61, f. 2. Bebg. Cap. 330,
( 3 ) Oftttnptrmum Fol. obovatis fertatis, petiolatis, fabde-
currenribus. H. Cliff. 124. R. Lngdb. 179. Chryfanthemoides
Afrum Populi albac folds. Dil l . Elth, So. T. 68. f. 79.
Chryfanth. Afr. Frutescens, Telephii fere Foliis crasfis Ofte-
ocarpon. Pluk, Am alt h. ss- T. 382. f 4- Chryfanthemuro
Arborescens Ethiopicum Fol. Populi alba:, Bkeyn Cent. i jy,
T . 76. Monilifera Frutescens Bacciféra , Folio fubrotundo
crenato. Vaxll. Mem. 1720. p. ï 7 3*
I 2