III. lyke Wormkruid fchynen te zyn^ welk Semsn
» contra , dat. is tegen de Wormen , getyteld
H oofd- wordt, en dezelve groeit, dat meer is , in
stu k . Perfie j volgens den Heer L e r c h e . ’t I s
Rang!ede een gepluimde, regtopftaande, witte Wollige
Heefter, die de Takken nog Wolliger h e e ft;
de Bladen zeer klein en fmal, dikwils digt by
een , ftompachtig en Wollig. De Pluim be-
ftaat meestal uit enkelde Takken, overhoeks
bezet met verfpreidc , zeer kleine , Eyronde
Aairtjes, Schubswyze famengefteld uit Bloempjes
die klein zyn , en minder Wollig dan de
Blaadjes.
v. ( j ) Byvoet , die Heefter achtig u , met Bor-
numh. T0!a' falige zeer Takkige Bladen,
Averoon. 1
Dit gewas is ’t , dat men gemeenlyk Averoon
o f Averuit noemt , in ’t Franfch Au-
ronne , in ’t Engelfeh Sothernwood , en in ’t
Hoogduitfch Stabwurts o f Averaute, Het groeit
natuurlyk in de Bergachtige open Landftreejcen
der Zuidelyke deelen van Europa, aan de Mid-
dellandfche Zee. Aldaar komt het dikwils maar
een Voet hoog voor , doch, in de Tuinen geplant
en opgefnoeid wordende, bereikt het wel
de
( j ) Artmifta Fruticofa Fol. Setaceis ramofisfimls. Hort.
Cliff. 403. Ups. 257. Mat, Mei. 3S5. Gouan Monsp, 432.
Abrotanum mas anguftifoliutn majus. C. B. Pin, 13e. Abro-
tanum mas. Dod. Pempt. z i. Tournf. lnft. 439. Gouan
Monsp, 439. Arteraiiïa Fol. miiltifidis fetaceis, Caule ereclo.
Sauv. Mmsp, 431.
S ' t N b. É ft E S I A. 49
'dé hoogte van een Menfch z oR a y aan'tekent^ nr:.
Anderen zeggen, van drie of vier Ellen hoog f * ) . xvii.
Dit weeten wy , dat het zelfs in de Tuinen H oofd-
van Nederland een Boompje wordt , zyndeST^ *
gantfch niet teder van aart. zó dat het in de s
Vaste Grond kan blyven Baan, verdraagendö
alle Ongemakken van het Saizoen.
De Wortel is Houtig, en de Steng hard,
broofch, Takkig W met wit Merg gevuld; de
Bladen zyn zeef fyn verdeeld, en hebben een
Herken, Kruiderigen niet onaangenaamen Reuk,
inzonderheid wanneer men een Takje door de
Handen haalt, en dan aan dezelven een poos
beklyvende: weshalve men het gemeenlyk L i moenkruid
tytelt. Men noemt dit Smalbladig
Mannetjes Averoon, om het vooreerst van een
Breedbladige j ten anderen van de Wyfjes
Averoon, welke het Cypres - Kruid o f de San-
tolina is , te onderfcheiden ; maar die benaa-
ming, van Mannetjes o f W y fje s, is in dit geval
gantfch ongerymd; aarigezien zy beiden zo
wel Bloem als Zaad voortbrengen; Z y heeft
haar afkomst reeds van den alouden Kruidkenner
D i o s c o r i d e s , die gezegd h e e ft, dat
’er een Mannetjes'en Wyfjes Averoon ware;
doch, welke hy voor de eene o f andere gehouden
heeft, is niet zeker. De kragten, evenwel,
tegen de Wormen , die hy ’er aan toefchreef
i
G'eofir. Mat♦ M d. Tom, UI. p. 3.
D