Fg. i. De Jatropha Herbacta uit
Wescindie , met haare
Bloemtros. . W» 278
A. Derzelver Mannelyke
Bloem met de Meeldraadjes
alleengeopend.
B. De Vrouwelyke Bloem ,
die bovendien een Styl
en Vrugtbeginzel heeft,
ook geopend.
Fig. 2. De Gagel of Brabantfche
Myrte met haare Zaad-
hoofdjes. II. 34^
Plaat X X X V I . Afbeelding van
Tweehuizige. ♦ tegenover Bladz. 399
Fig. 1. De Clutia pulchella van de
Kaap, zynde het Wyfje
of de vrugtbaare. M. 400
A. Het lang gefteelde Bloempje
daar van*
' 2. Het Mannetje of de on-
vrugtbaare van de zelfde
Soort.
B. Het kort gefteeldeBloempjo
daar v an , beiden- fterk “
vergroot, om de Meeldraadjes
te vertoonen.
Plaat X X X V II. Afbeelding van
VE£L\\YVIGE. . —— ^ mmmm 423
Fig. i. De Brabejum of Krans-
boom , anders Kaapfe
Amandel. . bl. 424
A. De Mannelyke, B de
Vrouwelyke
C. De Tweeflagtige Bloemen
van dit fraaije Gewas,
vergroot.
D. Een Trosje van de Vrug-
,ten. • bl. 427
B B
BESCHRYVING
D E R
PLANTEN.
D E R D E A F D E E L 1 N G.
De HEESTERS.
, X V I. H O O F D S T U K .
De Eigenfchappen en onderfcheiding der Samen*
i teelige Bloemen. Naamsreden. De Samenge*
Helde of Vergaarde beboeren 7er toe. Ver*
fchil der Blommetjes , daar de Bloem uit be*
plaat. Kenmerken in ’ t algemeen. Rangfchik-
r king in ’ t byzonder.
ben gevorderd tot de Negentiende
^ T % Klasfe van het Stelzel der Sexen 5
1 ^ die geen Boomen heeft uitgeleverd,
maar in welke verfeheide Heeftere
begreepen zyn. Dezelve voert den Griekfchen
naam Syngenejia, welken ik S a m e n t e e l i *
g e heb vèrduitfcht f* ) . De Heer L i k n j E ds
zelf
(*) Zie tast II. DÉÉLS I. StüK van déeze Natuvélyki Hl-
fhrit, dat is -het Ectfte van de befchryyïng da Tiantei), bh
A
II. Deel. VI» Stuk*