III.
A fdeel,
xx.
Hoofdstu
k .
Vier*
mannigt*
Bosch van Viocennes , in Vrankryk niet ver
Van Parys, vindt, beflaat degezondfte Takken
van de Haagedoorn , zegt T o u r n e f o r t ,
die zulks met eigen Oogen hadt gezien. C o m -
m e l y n üelt de Groeiplaats der Marentakken,
binnen Amfterdam op de Olmen o f Ypen, in
de Haarlemmer-Hout op de Berken, by Dordrecht
op de Pruimboomen , en verder op de
Eiken en meer Soorten van Boomen ( f ) , Moog-
lyk was dit ten zynen tyde zo. Ik hebze op
de
wng der Planten , die omftreeks Aix en op andere plaatfen
in Provence groerjen, p. 491: doch wanneer deeze Autheur
op rekening van BartholinuS ftelt, dat de Marentakken
aldaar ook op de Palm (Buxus) groeijen, zo fchynt hy het
aangehaaldé niet verftaan te hebben. In de eerfte plaats hadt
niet BARTHOLINUS maar Borrichius zulks gezien, en in de
tweede plaats blykt aldaar niet, dat dit Bygewas op de Palm,
die in Provence ook aan de Wegen gemeen is , groeijen zou-
de, maar wel op de Amandelboomen. Dit maakt het nazien
dér Autheuren , waar iets uit aangehaald wordt, ten uiterfte
noodzaakelyk, om eene ongemeene zaak daar uit voor te
draagen. Nog grappiger is ‘t , wanneer men inde Ind. Libr.
Eibliotb. Botan. van Seguierïus, p. 19, leeft: De Visa
AmygdaU & Flori CarytphylUo innato. Zekerlyk die Au-
theur heeft Bqrrichius nogvry minder begreepen dan Ga -
ridell , en hoe fraay zou iemand, die wat onvooxzigtig of
niet oplettend was, daar uit kunnen nafchry ven, dat Bor.
richius de Marentakken waargenomen hadt op de Bloem van
een Anjelier !
( t ) Catal. Plant. Indigen. HollandU. p. 115. i)e Hooglee-
raai D. de Gorter heeft, in zyn Ed. Flora Belgiea, her ge-
zegde van Commelyn flegts woorcjelyk geplaatst, en voegt
'et geen andere Groeiplaats by.
Ap Ynen, ten minfte in deeze Stad, nog nooit HL
u Afd eel ;
gezien (*). xx.
Dat de Boomen, waar e en menigte van Ma-Hoofd-*
rentakken op groeijen, door dit Bygewas zeer
benadeeld worden, gelyk P l i n i u s wil endn*.
T h e o p i i r a s t u s verzekert, is niet ongeloof-
baar : want hetzelve trekt buiten twyfel eenig
Voedzel uit den Boom, en hierom is het ook,
wat fommigen zeggen mogen ( | ) , e ven zo wel
als Planten die in een magere o f vette Grond
geteeld worden, naar den aart des Booms eé-
nigszins verfchillende. Dit blykt te meer, om
dat het niet , gelyk fommigen willen , geen
Wortels heeft, maar met fyne Vezeltjes door
den Bast indringt' tot op het Hout. De Ouden
hebben dat der Eiken byna als Heilig aangemerkt,
wegens de uitmuntende kragten, mis-
fchien al te bygeloovig. Hier van komt het
moog-
(*) De HortuUnus van den Amfterdamfchen Hortus Medicus
de Heer Storm , niet verzuimende alles wat in zyn Vermogen
is toe te brengen, om denzelven met nieuwe Planten
te verryken, heeft veel moeite aangewend om de Marentakken
aldaat te teelen. Hy heeft het Zaad derzelven gezaaid
of inge-ent in den Bast van Eiken, Ypen, Linden en veelet-
ley anderè Boomen, doch het is op geen derzelven gegroeid,
dan alleen op de Acer Saccharinum, een Soort van Eschdoorn,
door my in het II. Deels III. Stuk van deeze Natuurlykt
Historie, bladz. S91 , befchreeven: waar op dit Bygewas,
niettegenftaande de vinnige Koude, welke het in deeze Winter
uitgeftaan heeft, thans, in ’t laatst van Maart 1776 , zeer
frisch en tierig zig vertoont.
( I ) Vid. BRADLEï Lttlureson t k Mat- Mtdica. p. 117,