af naar de groote, purperen beide, zieh badend in den zonnefflans,
van verre door ö blaauwe bosschen en heu■v els omzoomd. .
Leuvenum heeft ook een school, een eenvoudig, net gebouwtje.
’t l s het rustuurtje tusschen de schooltijden, wanneer wij er längs
komen, en de kleuters uit de ver afgelegen buurschappen speien
lustig in den omtrek van den nederigen tempel der wijsheid, in
het volle genot van jeugd en vrijheid en zonneschijn.
Ook heeft de vriendelijke buurschap in haar midden een per--
soon, die zieh jegens het vaderland verdienstelijk heeft gemaakt
en wat meer van de wereld gezien heeft, dan de Veluwsche heide.
Een der hoeven aan den weg — een fraaije, welvarende hof-
stede — behoort den boer, wiens huisvrouw de eer genoot, tot
zoogster der prinses te worden uitverkoren. Haar zelve zien wij
niet, maar straks, als wij terugkeeren van Staverden, hebben wij
’t genoegen, bij het uitgaan van de school een eindweegs te wandelen
met een troepje jongelui, waaronder een lief meisje, met wat meer
vrijmoedigheid en wat fijner beschaafde vormen dan wij overigens
aantroffen, onze aandacht trekt. ’t Verwondert ons niet, als wij
haar het erf dier hoeve zien opgaan en wij daaruit de gevolgtrek-
king mögen maken, dat wij het zoogzusje hebben ontmoet van het
koningskind, waarop de hoop van Nederland rust.
Bouwvelden, door houtwallen ingesloten, en digte mastbosschen,
waarin de namiddagzon de slanke stammen kleurt met gloeijend
rood, enkele open plekken ook, waar de boomen zijn geveld en
de zwartbruine houtsta'pels krachtig afsteken tegen het frissche groen
der jonge sparren, wisselen elkander af längs den weg, die onsnu
weldra bij de kleine buurschap onder de hoede van het edele huis
S t a v e r d e n brengt. Daar ligt het kleine, nette kerkje, door de
vorige eigenaresse van het landgoed, mevr. de wed. Kempe r ,
ten behoeve van de opgezetenen der heerlijkheid gesticht. Daar
toonen de schaapskooijen haar bruin geteerde wanden en haar grijze,
bemoste daken. Daar verschuilt zieh het tolhuis in het lommer van
indrukwekkend geboomte. Daar bewaart de duiventoren de herinne-
ring aan aloude heerlijke regten. En nevens den langen, zandigen
weg längs de rijkbegroeide wallen, die regt door de wazige heide
op den hoogen, in ’t blaauwe verschiet oprijzenden toren van Garderen
aanloopt, opent zieh een statige eikenlaan, aan wier einde de witte
muren van het heerenhuis in vriendelijken lichtglans blinken, t l s
er heerlijk koel onder de digte bladerkroonen. Kloeke bosschen
streklcen zieh uit aan beide kanten van den grintweg, boerderijen
met hun schüren en hooibergen liggen hier en daar in het hout
verspreid. Een helder. beekje glinstert tusschen het volle, welige
groen. Op een beschaduwd boschplein is de tuinmanswoning ge-
bouwd en niet ver van daar de stevige watermolen, die echter veel
minder het landschap versiert, dan ’t wel zou kunnen zijn, als het
rad niet door een houten getimmerte bedekt en daardoor in zijn
rondwentelen door het schuimend nat aan het oog onttrokken was.
Hoe veel schooner nog zou dat geheimzinnig, half duister hoekje
tusschen het welig houtgewas en onder de trotsche beüken, eiken
en berken zijn, wanneer de bruisende stroom er parelde en von-
kelde en zijn wolken van wollig schuim zieh vrij en frisch konden
afteekenen tegen het donker groen der struiken en het goudbrons
van den bemosten grond. Nu moet de verbeelding de doodsche,
grijsgeverwde omheining voor het levende, sprankelende water ver-
wisselen, of wij moeten maar vergeten, dat het kloeke gebouw
daarginds een watermolen is, om ons door ’tgemis van het meerdere,
dat wij nog zouden kunnen genieten, niet te laten stören in ’t genot
van het vele, dat ons bovendien op dit uitneinend liefelijk plekje
te; zien wordt gegeven, terwijl wij ons hebben neergevlijd op het
mollige mostapijt in schaduw der hooge, krachtige eiken, in over-
vloed op het eenigzins golvende boschplein wassend. Uit den hooggelegen
helderen vijver, die het heerenhuis omringt, stört zieh een
fraaije, breede waterval in de beek. Prächtig bruin en groen getint
is de steile wand van het natuurlijke terras, vanwaar de doorzigtige
sluijer klaterend neerstroomt. Smaakvol is de groote waterpartij
aangelegd, sierlijke lelies en bloeijende planten drijven als droomend
op de oppervlakte, eilandjes van riet en biezen verdubbelen zieh
' in den klaren Spiegel, die de witte muren van het huis weerkaatst.
Heerlijk hout van allerlei kleur en vorm omzoomt de ruime slot-
gracht, en waar op körten afstand van den waterval de beide oevers