1)0 sch, om de beuken- en eikeiilanen van het landgoed d e
Wo l f s e l a e r m te slaan. Hier is Jt wêer meer de omtrek der
bewoonde en zorgvuldig onderhouden buitenplaats, met haar bouw-
velden en hofsteden, haar veelsoortig houtgewas en haar veel-
kleurigen bladerendos, die ons aantrekt. Het fraaije grijze heeren-
hms komt aan de achterzijde vriendelijk uit tusschen het schoone,
digte geboomte van het park en heeft aan de voorzijde eën smaak-
vollen aanleg, met een rijk plantsoen van trotsche sparren, bruine
beuken, treurbeuken en andere kloeke sierboomen en door een
frissche waterpartij verlevendigd.
Nevens het hek met zijn hardsteenen pilasters ligt een aan-
zienlijke boerderij en regt daartegenover leidt een sintelweg tusschen
eiken naar de breede baan, omzoomd van accasia’s, elzen
eiken- en beukenhakhout, in wier schaduw reusachtige varens
groeijen. Den toren van Breda hebben wij regt voor ons, naderbij
de kerk en den molen van Gi n n e k e n en niet lang duurt het
meer, eer de met populieren beplante kunstweg tusschen dit dorp
en Bavel ons bij de eerste huizen, straks bij het tram-station
brengt.
Hier kunnen wij onzen wandeltogt voor geëindigd rekenen.
Wat wij verder zien, is ons reeds bekend, al merken wij tevens
op, dat menig nieuwe huizenreeks zoowel bij Ginneken'als aan
deze zijde der stad sinds ons vorig bezoek is verrezen en vooral
bij Breda een gansche, fraaije stadswijk is aangebouwd.
Nog juist bij tijds zijn wij in het kamp terug en als wij
scheiden, is tmet hartelijken dank voor de welwillende ontvangst,
ons daar bereid, met aangename herinneringen aan wat het ons
te zien gaf en met een vriendelijken groet aan- de schoone land-
streek, waar wij een paar dagen mogten vertoeven.