in den gevel, — een er van, blijkbaar eertijds de zetel van een
vermögend geslacht, is tot postkantoor ingerigt. Maar ook schilder-
achtige Weissenbruchsche zijstraatjes en acbterbuurten zijn er te
vinden. De openbare gebouwen zijn van niet veel beteekenis. Ten-
deele zijn het eertijds kloosters geweest en de meesten bebben
een geschiedenis, die verhaalt van bet wel en wee der stad. Ge-
tuigt de groote kruiskerk op bet iepenplein, thans aan de Her-
vormden beboorende, dat bet der bevolking der eenmaal zoo
bloeijende en wakkere koopstad noch aan vermögen, noch aan
godsdienstzin ontbrak, toen dit stevige gevaarte gestiebt werd in
plaats van de kerk, die in 1415 was afgebrand, bewaart zij in
enkele grafzerken nog .de herinnering aan professoren der voor-
malige hoogeschoöl, haar’ hoogen zwaren toren verloor zij in Ja-
nuarij 1797, toen het schijnbaar nog sterke mnnrwerk plotseling
instortte. Het niet ver van daar gelegen gymnasium moet in der
tijd een groote vermaardbeid bebben gebad, daar bet in 1441 door
300 jongelingen van buiten werd be'zocht en tijdens den brand,
die ’t in 1503 met nagenoeg de gansebe stad verwoestte, niet
minder dan 350 leerlingen telde. Maar sedert ging hét zoo achter-
u it, dat bet omstreeks 1600 zou zijn opgeheven, als prins Maurits
zijn’ kraebtigen steun niet had verleend. En in haar’ naam: de
Na ss aus che school , houdt zij nog de gedachtenis aan haar’
vorstelijken besebermer levendig. Yan de hoogesebool, in vroeger
dagen de roem van Harderwijk, is niet veel meer te vinden. ’t Gebouw
is een magazijn geworden. Het stadhuis moet een belangrijk archief
bevatten. Even als de stads waag ligt het aan een plein, en even-
min als deze is ’t om bouwstijl opmerkelijk.
De meeste lotwisselingen ondervond wel het vrouwenklooster,
dat een tijdlang tot munthuis werd gebruikt en thans de kazerne
is. Van de ^kolonialen” bespeuren wij op dezen tijd van den dag
nog niet veel. Op straat zien wij hen althans niet. Alleen achter
het ijzeren bek van het ruime voorplein, door bet kolossale hoofd-
gebouw en de groote vleugels aan 'de drie overige zijden ingesloten,
bespeuren wij de welbekende grijze jassen. „Vergunningen” telt
de stad in menigte, en in den omtrek der kazerne ontvangen wij
den indruk, dat bet ook aan waschvrouwen van min of meer
verdacht gehalte niet ontbreekt. Maar ook een Te buis voor den
militair wordt niet gemist, en de schipbreukelingen op de levenszee,
waarvan er niet weinigen aan het Werfdepot aan land spoelen,
kunnen daar wat beters vinden, dan verderf van liebaam en ziel.
Een groot weeshuis, een R. O. kerk, een fraaije school, in
1877 gesticht, misschien nog een paar soortgelijke gebouwen, die
wij op onze omzwerving voorbij. komen, vertegenwoordigen en be-
vredigen voorts verschillende beboeften der ingezetenen, zonder
evenwel op den naam van belangrijke bouwgewrochten aanspraak
te maken. Maar al beeft het thans geen taak van beteekenis meer
te vervullen, ' en al boogt het ook op praal en luister niet, een
der eigenaardigste en der schilderachtigste gebouwen is de oude
Ves t p o o r t , een der beide voormalige zeepoorten, deeenige, die
nog over is van de versterkte toegangen tot de stad. Wij vinden
haar aan een plein van iepen en kastanjes, in verband met hetgeen
van de walmuren nog werd gespaard. Zij maakt zieh nog ver-
dienstelijk, door op haar dak een lichttorentje te dragen, maar
in ons oog het meest, door aan Harderwijk een geestig en vriendelijk
tafereeltje te schenken. Vooral van de zeezijde ziet het eenvoudige
gebouwtjp er aardig u it, met het witte huisje, door een’ kloeken
boom overschaduwd en het oude muurbrok daarnevens en het
frissche groen daarachter, terwijl de morgenzon vrolijk op den
witten zijgevel schijnt en het licht krachtig in den open poort-
boog straalt.
En zijn wij zoo, na onze wandeling door de stad, weer aan
den zeekant- uitgekomen, wij zetten nu aan de buitenzijde der
veste onze onderzoekingen voort, längs de met iepen beplante
wallen, nog door de oude, begroeide gracht bespoeld, van waar
wij de zee zien blinken en waar tegen verweerde muren huisjes
liggen, als in een nest van wilgengroen, — in de dreven van het
smaakvol aangelegde plantsoen, met de sierlijke villa, door den
garnizoens-kommandant bewoond, —• voorbij de breede, lommerrijke
laan, waarin de Zuiderzee-straatweg naar Zwolle loopt, — voorbij
de uitgestrekte stads bleek, waar ’t van bezige huisvrouwen krielt;