weinig oostelijk afbuigt. Hier moeten wij toezien en wat regts
aanhouden, of wij zouden uitkomen op de beide, want die zijweg
leidt naar Elspeet, waar wij niet wezen moeten. De vergissing zou
spoedig worden bemerkt, door wie het wist, dat hier bet boscb
nog niet ten einde kan zijn, maar den vreemdeling in de streek
zou er toch een groote teleurstelling door zijn bereid, als bij al-
dus bet schoonste gedeelte van de boscbwandeling miste. Want
het is een beerlijk boscb en hoe verder wij komen, des te schooner
wordt het. Wij beboeven waarlijk niet ovcr eenvormigheid en ge-
brek aan afwisseling te klagen. Hebben wij gisteren prächtige
bosseben gezien en is de indruk van het Gortelsche vooral nog
levendig, bet Leuvenumsche is niet minder seboon en het draagt
een’ gebeel anderen Stempel. Aan scbilderacbtige partijen is bet
door zijn eigenaardig karakter zelfs veel rijker. Het ligt hoog en
is in evenredigheid van zijn lengte tamelijk smal. Er is meer ver-
scheidenheid van hout en daardoor van lijnen en tinten. Door bet
klimmen en dalen van den weg en de heuvelachtigheid van bet
landschap, zijn er meer punten, waar bet oog een mim uitzigt
beeft op de lager liggende akkermaalsbosseben en de prächtige
zomerlucht, waaraan de witte, wollige wolken drijven en waar-
tegen de sierlijke berken, de slanke, kraebtige dennen, de volle,
donkere kroonen der beuken en eiken in al den rijkdom hunner
vormen en kleuren afsteken, terwijl dan weer bet digte, frissche
groen van mosgrond en opslag en bladerengewelven, opklim-
mend tegen de hoogten, ons aan alle zijden omringt, doorsneden
door den witten of grijsgeelen zandweg, die hier tegen de helling
opstijgt, ginds uit het trotsche hout in zachte kromming afdaalt.
Nu en dan wendt zieh een zijspoor af, en wordt ons daardoor
een fraai en vriendelijk kijkje in het boscb vergund, maar de
hoofdweg blijft duidelijk genoeg kenbaar, om alle onzekerheid te
voorkomen en bekoorlijk genoeg, om ’t ons niet te doen be-
treuren, dat wij ons bij gemis aan plaatselijke kennis niet op bij-
paden mögen wagen. Bij langer vertoef in dit oord zou er wel-
ligt nog wel menig liefelijk boscblandschap ter zijde van den weg
zijn te vinden en zeker ook wel meer dan een loonend gezigt op
bet golvende hout uit de beide, waarin althans enkelen dier zij-
wegen uitkomen.
Soms is wel het zandspoor vermoeijend en brandt de zon op
scbaduwlooze plekken; / ook is hier en daar. het boutgewas jong
of sebraal, een enkel gedeelte onbelangrijk. Maar dat zijn uitzon-
deringen. Nagenoeg onafgebroken is het genot, dat de wandeling
oplevert. Hoe eigenaardig zijn de groene beplante beuvels, of
de kale, blinkende zandduinen, in bet boscb verspreid. Wat
liefelijk tafereel, waar op den steilen, bemosten kant die booge
dennen stout omhoog rijzen en daartegenover aan de andere zijde
van den weg, die slanke witte berken met haar sierlijk gebogen
takken en fijne bladeren zieh teekenen tegen bet azuur van den
bemel, gesebakeerd door het prächtig getinte loof van den eik,
terwijl op den aebtergrond bet frissche groen en de zilverblanke
stammen in goudglans schitteren, deels omlijst door het kloeke
hout, deels uitkomend tegen de glooijende, rijkbegroeide heuvel-
helling, die zieh langzaam afloopend in bet akkermaalsboscb aan
haar’ voet verliest. Hoe forsch is die zware dennengroep daarginds,
bangend over den witten, zonnigen weg, met zijn diepe kar-
sporen, en bet teedere gebladerte daarachter, beider door de
zonnestralen verliebt. Hoe seboon is bet landschap bij die open
piek, waar bet hout is gehakt en in Stapels of tot koolhoopen is
opgezet, ingesloten door een’ gordel van rijk gekleurd en prächtig
gevormd geboomte en begrensd door bet statige boscb van dennen
en berken, dat zijn breed uitgeslagen armen over bet zandspoor
uitbreidt. Hoe ruim is straks van de boogte bet uitzigt op bet
blaauwe verschiet, boven bet digte, welige hakbout in het dal,
zooals bet daar tusschen de rijzige stammen zieh opent. Dit alleen
zouden wij hebben gewenscht, gelijk wij ’t ook badden verwacht,
dat de beek wat meer bet bare tot de seboonbeid van de land-
streek zou hebben bijgedragen. Wat zij kon doen, bad zij ons
getoond, waar zij niet ver van den ingang van bet boscb, längs
steile, met sierlijke varens begroeide zoomen onder overbangende
takken zoo lustig voortstroomde. Misschien loopt er een pad aan
den voet der boogte, längs den 'oever van bet water, Maar als