hun naam te ontleenen. Door een erfdochter ging het in 1491 aan
Pi e t e r Sui js uit Dordrecht over, en op dezelfde wijze in 1580
aan het geslacht Van der Duin, dat het tot 1688 bezat. Welke
heerlijke regten de oude Heeren van ßijswijk gehad mögen hebben,
is onzeker. Maar in 1474 was de ambachtsheerlijkheid in handen
van den graaf van Nassau-Breda en zoo was zij gekomen aan prins
Willem I , die haar in 1557 opdroeg aan Cornelius Suijs, terwijl
zij in 1688 aan de regering van den Haag werd verkocht. De hooge
heerlijkheid was aan de grafelijkheid verbleven, en na eenigen tijd
aan Cornelis Suijs in pandschap gegeven te zijn, werd zij na diens
dood nu eens aan de stad Delft verpand, dan weer door de grafelijkheid
tot zieh getrokken.
Wij houden nu verder het Jul ia laant je, dat evenwijdig met
den rijweg loopt, en de voorkeur verdient, omdat het ons längs de
buitens leidt, terwijl wij over de vlakke weiden heen evengoed
kunnen zien, wat er aan den grooten weg is gebouwd en zieh
hoofdzakelijk bij de R. C. kerk en het Li e f d e g e s t i c h t bepaalt.
Behoudens een moderne villa, is het huis te Nieuwburg daar de
laatste groote plaats. Aan het voetpad houden wij nog eenigen
tijd het fraaije plantsoen en waterwerk van d en Bur c h nevens
ons. Dan vinden wij een verwilderd terrein, met een vervallen
gebouwtje en een oud, roestig, geschonden ijzeren hek. De palen
aan den straatweg zijn nog met een paar wapenschilden versierd.
Misschien stond hier eens Gr u is be ek met zijn’ hoogen toren. Wat
wij er nu nog aantreffen is het overschot der voormalige heeren-
hofstede Schoonoor d , naar men zegt indertijd door Tromp
bewoond, later een niet onvermaarde kostschool, thans het eigen-
dom van een’ boer, terwijl een gedeelte van den.grond bij den
Burch werd getrokken. Zooais ’t er tegenwoordig uitziet, schijnt
de naam, die nog steeds op het hek Staat te lezen, wel een bittere
bespotting!
Minder aanzienlijk dan de gespaarde buitenplaatsen in den
omtrek, die wij tot dus ver zagen, maar toch bewoond en goed
onderhouden en zeer günstig van het aangrenzende, gansch ver-
waarloosde en grootendeels gesloopte Schoono o rd onderscheiden,
vertoont zieh het buitenverblijf met de hooge haag, het grijze
huis en het kloeke hout, dat den gemoedelijken, geenszins onge-
wonen, maar niet onverdienden naam van We l g e l e g e n draagt.
De ligging vlak bij het dorp, met een ruim uitzigt op den weg
en de weiden en ’1 geboomte, waarin zieh het dorp verschuilt en
waarboven de torenspits oprijst, is günstig genoeg, om dien naam
te regtvaardigen. En heeft het zelf geen beteekenis als oud en
historisch goed, een gedeelte van zijn grondgebied behoorde in der
tijd onder een der drie oude Rijswijksche kasteelen ¡j h e t h u i s
te B loo t i nghe. Een eenvoudig houten hek naast het plantsoen
van Welgelegen, toegang gevende tot een laantje, dat op een paar
met klimop begroeide huisjes uitloopt , bewaart alleen in den naam,
er op te lezen, de herinnering aan den grooten, in de eerste helft
der vorige eeuw nog tamelijk wel bewoonbaren bürgt. Volgens de
afbeelding vertoonde ’t zieh destijds nog als een ruim en stevig
gebouw, met een vooruitspringend poorthuis_, grachten en valbrug,
met hooge daken en trapgevels en een’ ronden toren op den hoek,
terwijl aan den achterkant twee vleugels, waarvan de eene een’
achtkantigen toren behouden had, een digt begroeid plein insloten.
Het geslacht de Bloot e of van Bl o o t i n g h e behoorde tot
den ouden adel van Holland, maar het schijnt reeds voor eeuwen
te zijn uitgestorven en hun stamhuis ging aan de Hoden p i j l s
en later aan de Pynsens, de Nobelaers en andere familien over.
’t Was op het einde der 18de eeuw geheel in verval geraakt en
werd tot den grond toe gesloopt. Enkele woningen, het eigendom
der diaconie, beslaan de plaats waar het edele huis heeft gestaan.
Wij zijn nu in de onmiddellijke nabijheid van het dorp en
verlaten het voetpad längs een’ zijweg, die bij den ingang van de
breede dorpsstraat op den rijweg uitkomt. Waren wij regt uitge-
gaan, dan had ons het pad längs de buitenzijde van Rijswijk en
voorbij het plantsoen en het inrijhek van het aan den heer
B l a auw behoorende Ho f r u s t naar den Haagschen straatweg
geleid. Hofrust is aan dezen kant de laatste buitenplaats. Zij heeft
een eenvoudig, deftig, grijs gepleisterd heerenhuis en fraai, hoog
geboomte en ziet over een weide uit naar den straatweg en naar