Na de rast bij den mischenden waterval in ’tkoele bosch,
waarin enkele beeiden uit het verleden onzen geest voorbij gingen,
zetten wij onze wandeling voort door de eikenlaan, längs de breede,
met biezen en waterlelies begroeide gracht en den zijgevel van
het huis, om over de brug, waaronder wederom een watervalletje
schuimt, het ruime voorplein te betreden. Aan onze regterzijde
ligt het front van het kasteel; daar tegenover de groote stal met
boerderij, boven wier dak een klokketorentje uitsteekt, terwijl de
hooge, open poortboog in het midden een liefelijk landschap oin-
lijst. Het huis is door den heer Kemper in modernen stijl ge-
bouwd. ’t Ziet er vriendelijk uit met zijn witte muren en zijn
welig met klimplanten omrankte veranda’s en ’t kan een aangename
woning zijn geweest, toen alles nog in volle fleur was. De ligging
is schoon, er staan prächtige sparren op het voorplein, er groeit
heerlijk hout rondom den vijver en tegenover de brug strekt zieh
een groote moestuin en boomgaard uit, iiigesloten door-een bosch
van statig opgaand geboomte. Er werd indertijd veel gewerkt en
veel verdiend en dankbaar wordt nog de naam van den heer en
mevrouw Kemper genoemd.
Thans is alles verlaten. Leeg Staat het huis, leeg zijn de stallen.
De bloemtuin is met groenten beteeld. Geveld is een groot gedeelte
van het bosch, aan de andere zijde van den grintweg. Alles wordt
productief gemaakt, en meer dan het hoognoodige wordt er niet
gedaan. De tegenwoordige eigenaar is een drie- of vierjarig kind
in den Haag. Daar is iets weemoedigs in de verlatenheid van het
schoone landgoed, dat te vergeefs de heerlijkheid van zijn bosschen
en wateren ten toon spreidt, waarvan de landheer alleen de in-
komsten geniet, zonder ooit het genot te smaken van een oog te
hebben voor wat zijn bezitting hem te aanschouwen geeft, van
hart te hebben voor de arbeiders op zijn landgoed, van leven en
welvaart en blijdschap te verspreiden om zieh heen. Onder dien
indruk scheiden wij, ruimschoots voldaan over al het schoone, dat
Staverden ons aanbood en met den wensch, dat de dagen weer
komen mögen, waarin een aanzienlijk gezin er woont in het midden
zijns volks en inmiddels niet alie poézy uit dit aantrekkelijk hoekje
van de Veluwe moge zijn verjaagd.
De ,/Zwarte juffer” zien wij ook heden niet, evenmin den
gvafsteen met het — . trouwens moderne opschrift:
L e o n o r e 1356.
op het eilandje, dat even ais een dergelijk plekje op den Wi lden-
bor g, en misschien in navolging daarvan, de E l e o n o r a p o l
heet. In de grondslagen van een oud gebouw, in der tijd op dit
eilandje gevonden, Vil men de fundamenten der kapel van Staverden
hebben herkend, maar omtrent de Leonora, die er begraven
werd en er niet rusten kan, schijnt geen overlevering bewaard.
De fiere, verstooten gemalin van hertog Reinoud moge soms op
den hof alhier hebben vertoefd, niet hier maar te Deventer is
haar graf.
Even voorbij het huis loopt een grintweg naar het Uddeler-
meer, in aansluiting aan de kunstwegen naar Garderen, Nieuw
Millingen en de Soerensche bosschen. Ook van dien kant is Staverden
dus met rijtuig bereikbaar. In die rigting strekken wij
echter onzen wandeltogt niet uit, gelijk wij tot ons leedwezen de
bosschen tegenover het huis onbezooht moeten laten. Een dichterlijk
natuurvorscher 1 zegt er van: ^met eerbied treden wij onder het
hooge geboomte van het Staverensche bosch. Zijn karakter is eer-
waardig, ernstig, vol nagalmen uit het grijs verleden.” Aan ons
vertoont het zieh op v rij grooten afstand, daar er veel hout is
geveld en zoo lang hield ons de omtrek van het huis geboeid,
dat de terugkeer naar den Zwarten boer niet langer mag worden
uitgesteld.
De school gaat juist uit, als wij haar voorbij komen. Eengoed
deel der jeugd wandelt met de vreemdelingen mede, of draaft
1 F. W. v a n B e d e n : On k r u i f l . Deel I I bl. 134.